helikopterblik
op het midden- en kleinbedrijf
in de jaren tachtig
In dit artikel zullen de positie en de mogelijke ontwikke
ling van het midden- en kleinbedrijf in de komende jaren
worden geschetst. Aangegeven wordt welk beleid, be
zien vanuit het midden- en kleinbedrijf, gewenst is. Speci
ale aandacht zal worden geschonken aan de rol van de
banken in de komende jaren.
Drs. L. B. E. Vonk
plv. algemeen secr.
Koninklijk
Nederlands
Ondernemers-
verbond
Huidige positie
Wanneer wij het midden- en kleinbe
drijf, voor wat de bovengrens betreft, af
bakenen bij ondernemingen met niet
meer dan 100 werknemers in dienst,
ongeacht de sector waarin zij werkzaam
zijn, dan geven de volgende cijfers een
indicatie van het belang van dit bedrijf.
Van de ruim 510 000 ondernemingen in
Nederland behoort 60 procent ofwel
ruim 300 000 tot het midden- en klein
bedrijf. In sommige sectoren, waaron
der ook de industrie valt, bedraagt dit
aandeel zeker meer dan 90 procent.
In het midden- en kleinbedrijf werken
ruim 1,8 miljoen mensen, dat is bijna
40 van de totale beroepsbevolking.
Deze mensen dragen zo'n 20 procent bij
aan het nationaal inkomen. De bijdrage
van de sector ambacht/nijverheid is
daarbij verreweg het grootst.
De gezinnen in Nederland besteden 53
procent van hun inkomen in het mid
den- en kleinbedrijf. Naar de voornaam
ste sectoren van het midden- en klein
bedrijf uitgesplitst, ziet het bestedings
patroon van de Nederlandse gezinnen er
als volgt uit. Van de 53 procent van de
bestedingen van gezinnen die naar het
midden- en kleinbedrijf gaan, krijgt de
detailhandel er 40 procent-punten; am
bacht en nijverheid ontvangen 11 pro
cent-punten en de horeca 2 procent
punten.
De afzet van het midden- en kleinbedrijf
wordt voor 65 procent bepaald door de
particuliere consumptie; voor 20 pro
cent door toeleveringen e.d.; voor 11
procent door investeringen van bedrij
ven en voor 4 procent door export en
overheidsbestedingen. Met het boven
staande is in grote lijnen de betekenis
van het midden- en kleinbedrijf voor de
Nederlandse economie aangegeven.
De mogelijke ontwikkeling in
de komende jaren
De hierna volgende verwachtingen voor
het midden- en kleinbedrijf in de ko
mende jaren zijn uiteraard gebaseerd op
de thans bekende feiten en op verwach
tingen ten aanzien van het te voeren be
leid. Wijzigen deze gegevens zich, dan
zullen uiteraard ook de verwachtingen
anders luiden. Het jaar 1981 zal voor het
midden- en kleinbedrijf bijzonder nega
tief verlopen. Zelfs de nijverheid en het
ambacht, in de afgelopen jaren steeds
een gunstige ontwikkeling vertonend,
zullen geconfronteerd worden met ne
gatieve resultaten.
Gemeten aan het reële inkomen van de
zelfstandige ondernemer zal de situatie
er waarschijnlijk als volgt uitzien. Het
reële inkomen van de zelfstandige on
dernemer zal gemiddeld dalen met zo'n
7,5 8 procent! (De modale werknemer
in Nederland mag zich nog gelukkig prij
zen: zijn reëel inkomen daalt in 1981
slechts met 2,5 3 procent). Gesplitst
naar sectoren valt dit gemiddelde uiteen
in een daling van het reële inkomen van
de ondernemers in de detailhandel met
gemiddeld 11 procent; in de nijverheid,
het ambacht en de dienstverlening een
daling van 6,5 procent; in het vervoer
een daling van 5 procent terwijl in de
horeca een stijging van 0,5 procent ver
wacht mag worden.
Voor de komende jaren worden wat
minder ongunstige ontwikkelingen ver
wacht, zij het dat deze in grote lijnen
nog steeds negatief zullen zijn. Opnieuw
valt de bijzonder negatieve ontwikkeling
van de detailhandel op. Hier zal in de
komende jaren een daling optreden van