Aan het slot van zijn artikel schrijft Brandsma: 'dit verhaal is niet nieuw, het blijft alleen soms liggen, weggedrukt, soms in de hoop, dat het wei weer zal overgaan'. 'Niet nieuw, maarDie stippeltjes zien we door Brandsma ingevuld en dan zeggen we het deze van harte na: het is goed dat ook ons blad aan dit onderwerp van tijd tot tijd serieuze aandacht geeft. Onze organisatie is immers het terrein van vele duizenden loopbanen, we kunnen ze als spoorrails van station tot station volgen, maar hoe moeilijk is het vaak echt te beseffen, dat die loopbanen verweven zijn met even zo ve le, telkens weer unieke, levenslopen van mensen. Levensloop en loopbaan, zij leiden vaak over andere wissels, reageren niet altijd op dezelfde signalen en voeren nooit naar hetzelfde eindstation. Dat maakt Brandsma ons weer eens bewust. En dat werkt bevrijdend, ook als hij onprettige situaties schetst, waarin we de eigen omstandigheden herkennen. Dat verheldert eigen in zicht en geeft ons steun, juist omdat we wat wij ervaren ook door een ander onderkend zien. Het betoog, of liever het invoelend verhaal, van Brandsma is natuurlijk toegespitst op ons eigen bankbedrijf. Het is in een wat uitgebreider vorm oorspronkelijk gebruikt als inleiding voor een interne groep. Maar niemand zegge: is het dus zó erg in onze organisatie Dan heeft men de zaak niet begrepen. Het gaat namelijk thans niet om erg of niet erg (in dat opzicht slaan we trou wens heus geen gek figuur), maar het gaat erom dat de ver halen van Brandsma zich ook binnen onze banken en organi satie afspelen. Net als overal elders, waar mensen loopbanen afleggen en tegelijk hun levensloop vervolgen. zeggen hoe het moet. Duidelijk is dat begeleiding wel wat anders is. Arbeid en loopbaan Bekend is dat de vitaliteit van een be drijf - dus ook van een bank - wordt be paald door een juiste afstemming tus sen wat daadwerkelijk in het bedrijf aan de orde is, zoals economische, tech- nisch-organisatorische en sociale as pecten én wat dit bedrijf van buiten om geeft, zoals dorp, streek, stad en maat schappij. Onze banken staan in dit spanningsveld en beheersing daarvan is bepaald niet eenvoudig. Zeker niet in deze tijd. Daarbij gaat het in de uitvoering om twee belangrijke punten: ten eerste: het aanbrengen van een structuur, waarbij het gaat om vragen als wat is ervoor nodig om bepaalde ta ken te kunnen verrichten, wat kan van mensen worden verwacht (taakstelling), hoe moeten verantwoordelijkheden worden aangegeven, welke rol speelt in dit alles de leeftijdsfase (promotie en doorstroming), hoe kunnen taken wor den verruimd...? ten tweede: het begeleiden van wat zich temidden van mensen afspeelt en wat men het sociale gebeuren op een bank zou kunnen noemen. Daarbij gaat het om vragen als: hoe open gaan men sen met elkaar om, hoe worden belang rijke beslissingen genomen, worden problemen en conflicten - hoe mense lijk ook - onder de tafel geschoven of openlijk erkend en gezamenlijk aange pakt? Hoe wordt omgegaan met wat feitelijk op een bank gebeurt, met de ei gen ervaring en beleving van mensen, met eigen kennis, eigen vaardigheden, eigen mogelijkheden, met de eigen om standigheden ook? En met het laatste is ook bedoeld alles wat te maken heeft met thuis, of met het eigen persoonlijke leven: verliefd zijn, verhuizen, een kind krijgen, een geliefde verliezen, het al leen moeten blijven, het lijden aan een slechte relatie, het ouder worden, het sukkelen met de gezondheid, het zich afgeschreven of soms afgedankt voe len... Beide dimensies lopen door elkaar: het structurele en het levende, menselijke gebeuren. Boeiend is te zien, hoe ermee is en wordt omgegaan. Duidelijk moet wel gezegd, dat menselijke vragen niet louter structureel, beheersmatig kunnen worden opgelost zoals veel is gebeurd en nog steeds gebeurt. Door de bedrijfs economische kant goed te regelen en de organisatie in technische zin goed op te zetten meende men de oplossing te hebben gevonden. Te weinig aandacht werd besteed aan de sociale kant van de zaak, namelijk door samen met de betrokkenen de verandering door te ploegen en vorm te geven. Daardoor is er niet alleen veel menselijk leed berok kend maar had ook menige verandering in onze organisatie een succesvollere gebeurtenis kunnen zijn. Van belang blijft steeds de vraag, hoe wij als organisatie van banken de arbeid zo organiseren dat onze doelstellingen worden bereikt en dat tevens onze me dewerkers daarin tot hun recht komen. Als we kijken naar de wetenschap, met name naar de economische theorie, dan speelt de arbeid louter een rol als pro- duktiemiddel, samen met grond en ka pitaal. Het middel arbeid moet zo effi ciënt mogelijk worden gebruikt; voor arbeid geldt alleen de norm van de effi ciency, hij wordt niet gezien als iets dat waarde heeft in zichzelf. Naar mijn me ning houdt het begrip arbeid veel meer in. Arbeid is een goed waarmee behoed zaam dient te worden omgegaan, om dat mensen zichzelf in hun arbeid kun nen verwerkelijken. Vandaar ook de tra giek van de werkloosheid, die mensen isoleert en tot nutteloosheid reduceert. Ook is arbeid voor mensen een moge lijkheid om contact te maken, om met anderen in aanraking te komen. Daarin herkennen mensen zichzelf, waardoor arbeid meer zin krijgt. Onze organisatie kent gelukkig nog de kleinschaligheid waarin deze aspecten een rol kunnen spelen, waarin iets ge realiseerd kan worden van wat werkge meenschap heet en dat past in de coöperatieve gedachte. Het lage ziekteverzuim in onze organi satie duidt hier in positieve zin op. Allemaal goed en wel, maar hoe doe je dat nu verder? Ik denk hierbij aan een aantal praktische dingen, die niet nieuw zijn, die mis schien als 'open deur' zullen worden aangeduid, maar die toch genoemd

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 11