f3,5 miljard). Tegen het eind van het jaar zal overleg worden gepleegd over een eventuele beëindiging, dan wel reactivering van de restrictie met ingang van 1982. Opmerkelijk is de verschuiving die in de achter ons liggende jaren is opgetreden in de hoofdmotieven voor het instellen respectievelijk voortzetten van de kre dietrestrictie. Begin 1977 werden de kredietbeperkende maatregelen geno men met name als gevolg van het feit dat de banken hun sterke uitbreiding van de hypothecaire kredietverlening slechts in beperkte mate met lange mid delen hadden gefinancierd. Deze mone taire financiering van de hypotheek markt ging gepaard met forse prijsstij gingen van het onroerend goed. De Ne- derlandsche Bank vreesde toen dat deze inflatoire impuls naar andere sectoren zou kunnen overslaan. Begin 1979 werd veel meer nadruk ge legd op de omslag van de lopende reke ning van de betalingsbalans. Daarbij werd het standpunt ingenomen dat de banken niet zouden mogen voorzien in de liquiditeitsafvoer naar het buitenland. Het tekort op de lopende rekening werd gezien als een signaal dat de Nederland se volkshuishouding zich in onvoldoen de mate aan de sterk vertraagde groei van de nationale middelen had aange past. Vanaf 1979 kwam ook de ontwik keling van de overheidsfinanciën steeds meer in beeld. Zoals in de befaamde brief van de directie van De Nederland- sche Bank aan de minister van Finan ciën duidelijk werd gesteld, nam de om vang van de monetaire financiering van de overheid een zodanige vlucht, dat deze vrijwel gelijk werd aan de toelaat baar geachte omvang van de totale bin nenlandse liquiditeitscreatie. Bij de gesprekken over een mogelijke reactivering van de kredietrestrictie in 1982 zullen de overheidsfinanciën cen traal staan. Weliswaar is aangekondigd, dat aan de hand van de vooruitzichten met betrekking tot de overheidsfinan ciën, de conjunctuur, de prijsontwikke ling en de betalingsbalans overleg zal worden gepleegd, maar de vooruitzich ten ten aanzien van de laatste drie fac toren zullen een reactivering niet recht vaardigen. Met het feit dat de overheidsfinanciën beslissend kunnen zijn, wordt de hui dige financieel-economische situatie in Nederland toch wel treffend aangege ven. Werd vroeger een kredietbeperking ingesteld vanwege een hoogconjunc- vervolg wob op pagina 6 Een lichtpunt in het sociaal-economisch landschap van Nederland-I981 vormt ongetwijfeld de positieve ontwikkeling van onze betalingsbalans met het bui tenland. Wij zijn allen wel uitvoerig op de hoogte gebracht van de rol die daarin de export en de exportprijs van het aardgas ver vult. Maar ook de industrie en de land bouw blijken weer nieuwe kansen aan te grijpen om hun bijdrage tot het her stel van evenwicht tussen import en ex port te leveren. Vooral opvallend hierin is de bijdrage van land- en tuinbouw en de voedings middelenindustrie. Zo pas zijn de cijfers gepubliceerd over 1980. Daaruit blijkt dat de export van landbouwprodukten (dus inclusief tuin bouw en voedingsmiddelen) in 1980 is toegenomen met f 2,7 miljard. Ook de import van deze produkten nam aan zienlijk toe: met f2 miljard. Het exportoverschot van de hele sector bereikte daardoor het recordniveau van f 10,7 miljard. Er zit dus weer enig schot in de ontwikkeling van dit exportsurplus de laatste tijd. Dit heeft lange tijd ge stagneerd. De heer Wagner vermeldde op onze Al gemene Vergadering hiervoor een cijfer ■van f6 miljard. Ik ben er nog niet achter of dit cijfer is geweest van vele jaren ge leden öf dat hij zich hier beperkte tot de Nederlandse land- en tuinbouw in enge re zin, zonder bijdrage uit verwante sec toren. Hoe dan ook, de door mij vermel de gegevens zijn de officiële, door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde cijfers. Hoe deze ontwikkeling voor het gehele jaar 1981 er uit zal zien is uiteraard nog onzeker. Een factor die grote invloed hierop heeft is de verhouding tussen dollar en gulden. In vergelijking met een jaar geleden is de dollarkoers zo'n 40 a 45 gestegen! Het zal duidelijk zijn dat hierdoor, al thans zeker buiten de EEG, onze concur rentiepositie aldus is versterkt. De vlotte afzet buiten de EEG van b.v. zuivel pro dukten vindt hierin een duidelijke ver klaring. Helaas heeft dit echter ook de stijging van de importprijzen in guldens van veevoedergrondstoffen, behalve granen, tot gevolg. Immers de prijsvorming van deze importprodukten van buiten de EEG wordt vrijwel volledig op dollar ba sis verhandeld. Bij granen speelt dit minder, omdat de EEG hiervoor zo on geveer zelfvoorzienend is en er boven dien een importbeleid gevoerd wordt waarbij granen uit derde landen door middel van importheffingen op het EEG- prijsniveau worden gebracht. Hierboven heb ik gesteld dat wij uiter aard nog geen overzicht hebben over 1981Waar wij nu echter wel over be schikken zijn de gegevens over de eer ste 5 maanden van dit jaar. Deze zijn - heel voorzichtig gesteld - erg bemoe digend. De export van Landbouwpro dukten over de eerste 5 maanden van dit jaar steeg met liefst 14,5 tot f 16,6 miljard en de import met slechts 6 tot f H ,4 miljard. Het exportoverschot bedroeg dan ook voor deze 5 maanden bijna f 5,2 miljard tegenover bijna f 3,4 miljard in de over eenkomstige periode van 1980. De stij ging van het exportoverschot in deze periode was dus ruim 50 Uiteraard hebben toevallige factoren hierbij wei een rol gespeeld. Toch is het verheugend dat alle grote landbouwsec toren in deze exportboom hebben mee gedraaid: veehouderij, tuinbouw, akker bouw en visserij. Deze hogere exportop brengst vindt zijn belangrijkste bron in hogere prijzen (in guldens). Een welko me vergoeding voor de hogere kosten bij de producent en tevens een tijdige verlichting van de verplichtingen voor de Landbouwkas in Brussel. Het minste exportsurplus zat in de groep voedings- en genotmiddelen van niet-Nederlandse herkomst (koffie, thee, cacao, tabak en dergelijke). Ik ben zeer benieuwd naar de verdere ontwikkeling over het gehele jaar 1981 P. J. Lardinois m

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 3