Rao Abdul Rauf Kahn uit Pakistan.
cursus landbouwkrediet en
coöperatief bankwezen
van de bevolking in plattelandsgebie
den, verdeeld over 45 000 dorpen, zon
der behoorlijke bestaansmogelijkheden.
Het is echter ondoenlijk om in alle dor
pen kantoren neer te zetten van de
landbouwontwikkelingsbank. Vandaar
dat door haar in de kredietbehoefte van
deze plattelandsbevolking wordt voor
zien door middel van een mobiel kre
dietsysteem en door kredietdeskun
digen de boer op te sturen. Zij hebben
ook tot taak kapitaal te mobiliseren, al
lukt dat nog niet zo goed, omdat de
boeren nog onvoldoende vertrouwen
hebben in de mogelijkheid hun spaar
centjes te stallen bij een bank.
Kenya
In Kenya kent men op het gebied van
middelenwerving dezelfde problemen.
'Eén van onze allerbelangrijkste doel
stellingen voor de toekomst is te trach
ten middelen aan te trekken onder de
plattelandsbevolking ten einde deze in
dezelfde groep weer uit te zetten,' aldus
Hezrin Rabari Alai. Hij werkt in zijn land
bij de Agricultural Finance Corporation
(AFC), de staatslandbouwbank. Deze
heeft als belangrijkste taken: bijdragen
aan de ontwikkeling van de landbouw
en van de agrarische industrie door mid
del van leningen aan boeren, coöpera
ties, particuliere- en overheidsbedrijven,
plaatselijke autoriteiten en andere per
sonen die met de landbouw of de agri-
business van doen hebben.
De AFC bereikt op die manier praktisch
het gehele gebied, waarop het land
bouwkrediet van toepassing kan zijn.
Ook hier dus geen verwevenheid van
landbouwkrediet en coöperaties, waar
van er in Kenya overigens heel wat zijn.
Er is nog wel een Coöperative Bank of
Kenya, maar deze staatsbank financiert
alleen de coöperaties, die lang niet alle
maal op landbouwgebied werkzaam
zijn.
De reden waarom de overheid zowel in
Pakistan als in Kenya de feitelijke ver
schaffers zijn van het landbouwkrediet
heeft minder te maken met politieke
dan met praktische overwegingen. Er is
al opgemerkt dat het erg moeilijk is, zo
wel in Pakistan als in Kenya, om vol
doende middelen te mobiliseren onder
de boerenbevolking zelf. Aangezien de
ontwikkeling van de landbouw in beide
landen echter de allerhoogste prioriteit
heeft en er ten behoeve daarvan veel
geld nodig is, heeft het geen zin te
wachten tot er van onderop voldoende
middelen vrij komen. De overheid moet
in zo'n situatie wel het voortouw nemen
en de nationale middelen in de vorm
van landbouwfinancieringen herverde
len.
Uruguay
Ook in Uruguay is het landbouwkrediet
in hoofdzaak een staatsaangelegenheid.
Daniël Vasquez Diago vertelt dat de
door de overheid gecontroleerde Banco
de la Républica Oriental del Uruguay le
ningen verstrekt aan de boeren in over
eenstemming met de economische poli
tiek die gericht is op de produktie van
tarwe, mais, beetwortels, rijst en het
verwerven van stamboekvee.
Zelf werkt hij bij COFAC, een federatie
van 12 basis-coöperaties in Uruguay,
waarvan de oudste bestaat sinds 1964.
Te zamen hebben deze coöperaties zo'n
32 000 leden (de totale bevolking van
Uruguay bedraagt 2,9 miljoen, waarvan
1,9 miljoen in de hoofdstad Montevi
deo). Negen van deze coöperaties ope
reren als bank en zijn te vergelijken met
onze coöperatieve banken. De overige 3
coöperaties hebben de vorm van een
fonds, waarvan alleen de werknemers in
bepaalde bedrijven lid kunnen worden.
De bij COFAC aangesloten coöperatieve
banken zijn een soort voortzetting van
de Cajas Populares, de Volkskassen, die
vroeger in Uruguay bestaan hebben en
die in 1949 nog zo'n 16 procent van alle
spaargelden beheerden.
Het hoofddoel van de COFAC-organisa-
tie is leningen te verstrekken aan die
groepen van de bevolking, die bij de
overige banken niet aan bod komen,
vanwege allerlei beperkingen welke
voortvloeien uit sociale en financiële
omstandigheden.
Sinds 1974 is COFAC ook op bescheiden
schaal gestart met de verstrekking van
landbouwkredieten. Maar vanwege de
moeilijke omstandigheden waaronder
moest worden begonnen (onvoldoende
middelen en het al genoemde staats
monopolie), heeft men op dat gebied
nog maar weinig ervaring kunnen op
doen. En het is dan ook mede om die re
den dat Diago aan de internationale cur
sus over dit onderwerp heeft meege
daan. De praktijkdagen bij onze aange
sloten banken zijn hem in dat verband
bijzonder goed bevallen.
Hulp van rijke landen nodig
Het hier geschetste beeld ten aanzien
van het landbouwkrediet en de coöpe
ratieve beweging in landen als Pakistan,
Kenya en Uruguay is, zoals gezegd,
nogal verschillend met de situatie in ons
land. Al is duidelijk dat er in Uruguay
een beweging gaande is die, niet in
kwantitatieve zin, maar wel in principe
vergelijkbaar is met de Nederlandse
gang van zaken. Uit het ontbreken van
een hechte verstrengeling van land
bouwkrediet en coöperatieve beweging
in deze landen, mag echter niet worden
afgeleid dat men daar het belang van
coöperaties voor de ontwikkeling van de
landbouw en het platteland onderschat.
Wel is het zo dat coöperaties in derde
wereldlanden niet altijd even succesvol
zijn. 'Dat komt, omdat er in ons soort