geld- en
kapitaalmarkt
38
Tijdens een aanzienlijk deel van de verslagperiode, die deze
keer de maanden mei en juni bestrijkt, zette de dollar zijn op
mars onverminderd voort. Nadat hij op 5 juni het sinds 1976
niet meer bereikte niveau van f2,7010 had genoteerd, kwam
de koersontwikkeling in een rustiger vaarwater terecht. Het
strakke geldhoeveelheidsbeleid, dat in de Verenigde Staten
wordt gevoerd en dat onontkoombaar met hoge rentetarie
ven gepaard gaat, heeft in hoge mate aan de stevige positie
van de dollar bijgedragen. Alhoewel dit monetaire beleid
door vele politici wordt gehekeld - sommigen spreken zelfs
van een door de Amerikanen uitgelokte 'derde oliecrisis' -
heeft men toch meestal wel begrip voor de intenties van de
autoriteiten de inflatie de kop in te drukken.
De hoge Amerikaanse tarieven hielden ook in ons land de
rentestanden hoog. Aanvankelijk schommelde het tarief voor
3-maands interbancaire deposito's in mei rond 11,65 De
ontwikkeling op de geldmarkt was in de loop van de maand
door de snelle groei van het tegoed van het Rijk alsmede als
gevolg van valuta-interventies van dien aard, dat het tekort
in deze normaliter ruime periode de ongekende omvang van
f6 a 6V2 miljard bereikte. Daardoor kwamen de tarieven
onder opwaartse druk te staan. Ook het begin van de nieuwe
contingentsperiode op 21 mei droeg daaraan bij. Voor de pe
riode die loopt tot en met 19 augustus is het gemiddelde be
roep, dat alle geldmarktpartijen gezamenlijk door middel van
disconteringen en voorschotten op De Nederlandsche Bank
mogen doen, bepaald op circa f 3,5 miljard per dag.
De rente op 3-maands interbancaire deposito's had inmid
dels de 12 %-grens gepasseerd en bereikte op 26 mei zelfs
een waarde van 12,56%. Aangezien daardoor het verschil
met de officiële tarieven van De Nederlandsche Bank tot flin
ke hoogte was opgelopen, waren de geruchten over een op
handen zijnde discontoverhoging begrijpelijk. Toen een dus
danige verhoging uitbleef, verhoogden de meeste banken
per 29 mei de extra opslag op de debetrente met V4 tot
V/2 Ook in de eerste helft van juni bleven de tarieven op
de geldmarkt zich op een hoog niveau bewegen, ondanks het
flink verminderde geldmarkttekort.
Op 11 juni kon worden ingeschreven op een tender schat
kistbiljetten. Er werd tegen een recordrente van 11 V* voor
slechts f415 miljoen ingeschreven; duidelijk minder dan de
drie voorgaande emissies dit jaar.
De Nederlandsche Bank had de geldmarkt sinds 21 mei met
behulp van twee speciale beleningen tegen respectievelijk
107/» en 11 V2 met ruim f 2,5 miljard gesteund.
Nadat het geldmarkttekort medio juni onder meer door om
vangrijke valuta-interventies door De Nederlandsche Bank -
die naar schatting sinds eind april circa f2 miljard hebben
bedragen - weer tot circa f 6 miljard was opgelopen, konden
de banken op 17 juni opnieuw inschrijven op een speciale
belening tegen 111/2 Dit tarief viel hen tegen. Er werd voor
f 1,5 miljard ingeschreven waarna 100% werd toegewezen.
Het tarief voor 3-maands interbancaire deposito's liep ver
volgens op tot 11,94 Deze markthulp duurde slechts één
week en werd gevolgd door een nieuwe belening tegen
11% waarop voor 75 toewijzing plaatsvond tot een be
drag van f 11,6 miljard.
De kapitaalmarktrente, afgelezen aan de middellange rente-
wijzer, vertoonde in mei en juni globaal dezelfde ontwikke
ling als de rente op de geldmarkt. Onder invloed van de ren
te-ontwikkeling in het buitenland stegen de tarieven in mei
geleidelijk. Op 27 mei wees de middellange rentewijzer de
recordhoogte van 11,98 aan. Ook in de Verenigde Staten
en West-Duitsland werden renterecords gebroken.
Vervolgens trad een daling op tot circa 11 medio juni. Het
maandgemiddelde van de rentewijzer over juni kwam met
11,29 duidelijk lager uit dan in mei (11,76
De rente op de onderhandse kapitaalmarkt liep parallel aan
die op de openbare markt. Het onderhandse tarief bedraagt
nu al sinds medio april bijna voortdurend minimaal 12 De
markt gaf een rustig beeld te zien. De vraag werd nagenoeg
uitsluitend door overheidsorganen uitgeoefend. De financiële
instellingen traden nauwelijks als vragende partij op, wat
geen verbazing zal wekken gezien de forse ruimte onder de
kredietrestrictienorm als gevolg van de teruglopende groei
van de kredietverlening.
Drs. J. H. P. M. van Lange
Algemeen Economisch Onderzoek
De Nederlandsche Bank heeft het - na overleg met de repre
sentatieve organisaties - dan ook wenselijk geacht de reeds
sinds 1977 van kracht zijnde kredietbeperking tot het eind
van het jaar op te schorten. Dan zal in het licht van de voor
uitzichten ten aanzien van overheidsfinanciën, betalingsba
lans, conjunctuur en inflatie, worden besloten of en zo ja op
welke wijze de kredietrestrictie zal worden voortgezet. Daar
bij lijkt met name de ontwikkeling van de overheidsfinanciën
van groot belang te zullen zijn. Tijdens de duur van de kre
dietbeperking heeft het bankwezen in het algemeen aan de
gestelde normen voldaan. Het gedrag van de overheid terza
ke van de liquiditeitscreatie liet echter nogal te wensen over.
Nadat in 1980 de doelstelling de monetaire financiering te
beperken tot f3 miljard met f2,7 miljard was overschreden,
is voor 1981 nadrukkelijk afgesproken deze te beperken tot
f 3 miljard.
Het zeer actieve kapitaalmarktbeleid van de Agent van het
Ministerie van Financiën zou erop kunnen duiden, dat thans
alle zeilen worden bijgezet om aan deze norm te voldoen.
Bovendien is aldus capaciteit opgebouwd om tegenvallers in
het financieringstekort te kunnen opvangen. In mei en juni
heeft het Rijk drie openbare leningen geëmitteerd.
In mei kwam de Staat met de tweede 12 lening van dit
jaar. De looptijd, drie jaar vast en vervolgens aflossing in vier
termijnen, was afgestemd op de buitenlandse beleggers. Bij
een koers van 100,5%, waarop 70% werd toegewezen,
werd het bedrag vastgesteld op f 1,1 miljard. Deze lening
was daarmee duidelijk minder succesvol dan de jumbolening
van maart.
In juni verraste de Agent de kapitaalmarkt met een dubbele
lening, een constructie die voor het laatst in 1971 was toege
past. Kennelijk was het de bedoeling alle beleggers te inte
resseren: er was een korte lening (gemiddelde looptijd 5'/2
jaar) en een lange (gemiddelde looptijd 13 jaar). De korte
11 %-lening bracht f275 miljoen op, de lange 111/« %-lening
kwam niet verder dan f 175 miljoen. Ook de lage koersen van
uitgifte geven aan dat de leningen niet succesvol waren. Ten
einde de verhandelbaarheid te bevorderen is aan de emissies
nog een vervolg gegeven door een tweede tranche van f75
miljoen op de korte lening en van f 125 miljoen op de lange
lening te plaatsen bij het Algemeen Burgerlijk Pensioen
fonds.
Naast de Staat waren nagenoeg uitsluitend banken op de
emissiemarkt aan te treffen, maar in mindere mate dan vorig
jaar. Zowel op de onderhandse als de openbare kapitaal
markt wordt het beeld dus in hoge mate door de overheid
bepaald.