1
l
n
ftffïTiï] I
t:
Ti
Bibliotheek]
[apotheek
IMS1M
[hypotheek'
1
6
bron en wordt daarvan dus te weinig
nut getrokken. Daaraan is wellicht iets
te doen. Want als de informatie verbe
terd kan worden is er een redelijk alter
natief, waarvan men wel eens meer
baat zou kunnen hebben dan van uithol
ling of afschaffing van het huurbeding.
Zou het niet mogelijk zijn - het lijkt zo
eenvoudig - de huurder te instrueren,
op het moment waarop hij zich voor een
woonvergunning bij het gemeentelijke
huisvestingsbureau moet vervoegen?
Een simpele bijsluiter bij de woonver
gunning zou de huurder kunnen atten
deren op het gevaar van uitzetting als er
op de gehuurde woning een hypotheek
schuld rust en de woning op een kwaad
moment verkocht moet worden, omdat
de verhuuder niet in staat is de hypo
theekschuld te voldoen. Tevens zou in
die bijsluiter kunnen worden aangege
ven waar, hoe en tegen welke kosten de
huurder zich op de hoogte kan laten
stellen van het bestaan van een hypo
theekschuld en een huurbeding op het
gehuurde pand. Nog beter zou het zijn
als het huisvestingsbureau bemiddeling
zou kunnen verlenen bij verkrijging van
de gegevens uit het hypotheekregister,
zodat de huurder de weg naar dit kan
toor bespaard kan worden. Ook aan hen
die reeds in een gehuurd pand wonen,
zal de nodige informatie dienen te wor
den verstrekt. Deze informatie lijkt
eveneens op het bestaande ambtelijke
administratiesysteem te kunnen worden
geënt.
De hier geschetste weg benut dus het
reeds aanwezige ontmoetingspunt tus
sen ambtenaar en burger, ter versprei
ding van de nodige informatie. De hulp
van de ambtenaar van het huisvestings
bureau zou een belangrijke verbetering
zijn bij de huidige situatie, waarin de
huurder de weg naar het hypotheekkan
toor maar moeilijk en dan nog met
schroom kan vinden.
Hamvraag
We komen ten slotte tot de hamvraag:
is het hypotheekbeding een verouderd
privilege dat geen bestaansrecht meer
heeft? Het antwoord kan niet los wor
den gezien van de belangrijke vraag of
de verwerving van woningen en van an
dere gebouwen moet worden bevorderd
dan wel afgeremd. Het antwoord daar
op zou ik graag willen overlaten aan de
genen die een woning wensen aan te
schaffen, of die menen dat er meer wo
ningen moeten worden gebouwd; en
ten slotte aan degenen die actief bij de
bouw betrokken zijn. Wie van hen is in
staat de financiering van woningen ge
heel zelf te verzorgen? Is men niet in de
meeste gevallen aangewezen op de
spaargelden van de gemeenschap? Los
van de vraag of de financiering van wo
ningen en andere gebouwen al dan niet
bevorderd moet worden, zal het voor ie
dereen duidelijk zijn dat een woning die
vrij van huur verkocht kan worden, aan
zienlijk meer zal opbrengen dan een wo
ning die wel verhuurd is en vooral: ver
huurd blijft. Het is voorts ook voor ieder
een duidelijk dat een woning die bij ver
koop meer opbrengt, ook een hogere
onderpandswaarde moet hebben, waar
voor dus ook een hoger bedrag geleend
kan worden. Het is op dit punt dat het
huurbeding - nog altijd - een uiterst be -
langrijke rol speelt!
Als de wet - onder redelijke voorwaar
den - kan garanderen dat een woning
die vrij van huur in onderpand (hypo
theek) wordt genomen, later - in geval
de eigenaar van de woning de leen-
schuld niet meer zou betalen - ook
weer vrij van huur kan worden doorver
kocht, is duidelijk dat de aankoop van
een eigen huis en van elke nieuwbouw
eerder, en in hogere mate, kan worden
gefinancierd dan wanneer die garantie
niet kan worden gegeven. De wettelijke
garantie wordt thans tot uitdrukking ge
bracht door het huurbeding. Wie dit
huurbeding meent te moeten verfoeien
en er daarom aan meewerkt het te on
dergraven of af te schaffen, draagt er
onvermijdelijk aan bij, dat de onder
pandswaarde van elke woning drastisch
omlaag gaat. Zonder de garantie die het
huurbeding verschaft, heeft elke woning
slechts de onderpandswaarde van een
verhuurde woning. Voor degene die
voor zelfbewoning een huis wenst te
verwerven, is dit bijzonder nadelig. Hij
immers moet de prijs van een onver-
huurde woning op tafel leggen, dat wil
zeggen een prijs die ver uit gaat boven
de onderpandswaarde die hij (zonder
huurbeding) voor een geldlening kan
aanbieden. Gelet op de toch reeds ge
ringe animo om een verhuurde woning
- met daarin een doorgaans opper
machtige huurder - te kopen, zou het
niet behoeven te verwonderen als af
schaffing van het huurbeding de finan
cierbaarheid van de woning aanmerke
lijk zou doen dalen. Wie het huurbeding
wil afbreken dient goed te beseffen, dat
hij niet de financiers van de woningen
benadeelt, maar wel de groep van per
sonen die voor eigen rekening een huis
wenst aan te schaffen en daarnaast na
tuurlijk nog vele anderen. Laat er geen
enkele twijfel over bestaan dat deze
groep vele malen groter is dan de groep
van huurders voor wie men in de bres
wil springen. Het ware beter voor deze
huurders een andere vorm van bescher
ming te zoeken, waarvoor ik reeds een
suggestie deed.