v; algemene vergadering 1981 R,de "sn p J La'dinoi8 vindingrijkheid mogen de leden van ons verwachten. De bank is de andere partij of beter nog de andere belanghebben de. Want wij staan niet als partijen met te gengestelde belangen tegenover onze leden, maar als bondgenoten met gelijk gerichte belangen naast elkaar! In het aprilnummer van ons maandblad heeft de hoofdredacteur dit als volgt omschreven: 'Ons bancaire beleid en de behartiging der belangen van onze le den/cliënten zijn geen elkaar afstotende polen. Zij liggen integendeel altijd dicht bij elkaar.' Toch kunnen wij, hoe groot wij als bankorganisatie ook zijn, op deze wijze natuurlijk alleen maar optreden als een soort reddingsbrigade in noodgevallen, hier en daar een verband aanleggen en de pijn trachten te verzachten. Voor een duurzame genezing van de kwalen, waardoor onze nationale eco nomie is aangetast, zijn andere heel meesters nodig, die over het vereiste in strumentarium beschikken om ingrij pende operaties te verrichten. Dan kom ik natuurlijk toch weer terecht bij de overheid. Wanneer die er in zou slagen om door terugdringing van het financie ringstekort haar beroep op de kapitaal markt zóveel te beperken, dat de rente met 1 zou dalen, dan zou dat alleen al voor onze cliënten per jaar een bedrag van bijna een half miljard gulden uitma ken! Ook voor de overheid zélf zou de jaarlijkse rentelast op de staatsschuld dan trouwens met f 1 miljard afnemen. Een rentedaling zou, in samenhang met matiging van de loonkosten en van be lasting- en premiedruk, eveneens kun nen leiden tot een verbetering van de rendements- en concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Dit zou een stimulans betekenen voor de bedrijfsinvesteringen, waardoor het herstel van de conjunctuur en van de werkgelegenheid op gang zou kunnen komen. Tevens zou een rentedaling uiteraard van groot belang zijn voor de huizen markt. Grote aantallen nieuwe woningen zijn nu moeilijk verkoopbaar en bestaande woningen zijn fors in prijs gedaald. De grondslag voor de hypothecaire finan ciering is daardoor bepaald niet ver sterkt. De financiering van onroerend goed dreigt bovendien de laatste tijd te worden belemmerd door nieuwe wette lijke bepalingen. Dit geldt allereerst voor enkele bepalingen in de Leegstandswet; de verkoopwaarde van een leegstaand pand en daarmee ook de onderpands- waarde voor hypothecaire leningen wordt hierdoor negatief beïnvloed. Een soortgelijk gevaar dreigt op te tre-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 24