teruggang
coöperatieve banken
krijgen extra
dimensie bij
economische
Een enigszins oplopende inflatie, tot
rond 6V2 ging gepaard met verder
achterblijvende bedrijfsresultaten en nu
óók van achterblijvende inkomens in de
particuliere sector.
Vooral als gevolg van buitenlandse in
vloeden én van een omvangrijk over
heidstekort was gedurende het gehele
jaar sprake van een - historisch gezien -
zeer hoge rentestand.
Vooral deze ontwikkeling, waarop ik
straks nog zal terugkomen, baart ons
zeer grote zorgen.
Hierdoor immers wordt ons streven en
werken als coöperatieve bankorganisa-
tie wezenlijk bedreigd. Nieuwe investe
ringen van zowel agrarische als niet-
agrarische bedrijven nemen af en de im
passe op de woningmarkt is in 1980 en
de eerste maanden van dit jaar alleen
nog maar dieper geworden. In het begin
van 1980 hadden onze aangesloten
banken te kampen met relatief zeer
krappe posities ten opzichte van de in
terne liquiditeitsgrenzen en ten opzichte
van de kredietbeperking door De Neder-
landsche Bank.
posities in evenwicht
Mede als gevolg van genomen beleids
maatregelen waren aan het einde van
het jaar de posities van de gezamenlijke
aangesloten banken, met betrekking tot
deze regelingen, ongeveer in evenwicht.
Thans kan worden gesproken van ruim
schoots werkbare posities, zeker tegen
de achtergrond van een geringe krediet-
vraag en bij een redelijke aanwas van de
traditionele middelenbronnen van de
aangesloten banken.
Dat herstel is vorig jaar overigens ten
dele wel gepaard gegaan met enige da
ling van ons marktaandeel bij nieuwe
woningfinancieringen; dat was mede
toe te schrijven aan het feit dat de Ra-
bohypotheekbank, vanwege de zeer
hoge prijs voor haar passieve middelen
en vanwege haar krappe rentabiliteit,
gedurende lange perioden met minder
concurrerende tarieven moest werken.
Afgezien van dit marktaandeel ziet het
ernaar uit dat wij er ook in 1980 in zijn
geslaagd onze beleidsdoelstellingen
wat betreft balansgroei en vermogens-
groei te realiseren.
Was er bij de aangesloten banken en bij
de Rabohypotheekbank sprake van een
aanzienlijke daling in het groeitempo
van middelen en uitzettingen en dus
ook van het balanstotaal, bij de centrale
bank was het tegendeel het geval. Met
name in het interbancaire (buitenland
se) bedrijf was de groei sterk. Ons stre
ven is daarbij gericht op een evenwich
tige ontwikkeling, aansluitend bij de be
hoeften van onze leden en cliënten.
Ondanks de afgenomen groei van de
kredietverlening en toevertrouwde mid
delen was de groei van het geconsoli
deerde balanstotaal daardoor niet zo
heel veel minder dan in 1979.
Het nam uiteindelijk toe met 13 (16)
tot f97,6 (86,3) miljard. Inmiddels heb
ben wij de mijlpaal van een balanstotaal
van f 100 miljard ruimschoots gepas
seerd.
De rentabiliteitsvooruitzichten voor
1980 waren aanvankelijk niet bepaald
gunstig. Na een sterke verkrapping in
het eerste kwartaal heeft de rentemarge
zich hersteld.
De groei van de provisie-inkomsten
stond onder druk van het verlaagde ac
tiviteitenniveau. Daartegenover stond
echter een meer gematigde stijging van
de bedrijfskosten, ondanks een zeer
krachtige groei van het personeelsbe
stand: met 1 550 tot bijna 27 000 perso
nen.
De bruto-winst van onze organisatie
kwam uit op f 1 021 (889) miljoen, 14
(23)% méér dan in 1979. Na een sterk
verhoogde toevoeging aan de Voorzie
ning Algemene Risico's én na belastin
gen resteert een beschikbare winst van
f373 (330) miljoen: 13% meer dan in
1979. Méér dan in het verleden was de
toevoeging aan de VAR nodig om verlie
zen in onze debiteuren-portefeuille op te
vangen.
De winstontwikkeling stelde ons niette
min in staat onze vermogenspositie te
versterken overeenkomstig de ter zake
in onze beleidsplanning geformuleerde
doelstelling.
plicht
Die doelstelling is gericht op waarbor
ging van continuïteit van onze dienst
verlening aan leden en cliënten. Juist in
een tijd van economische teruggang
wordt bij een coöperatieve organisatie
aan die dienstverlening een extra di
mensie toegevoegd.
In zo'n periode wordt de inhoud duidelij
ker van het uitgangspunt dat wij de
plicht hebben achter onze leden en
cliënten te gaan staan en met name bij
probleem-financieringen aanvaardbare
oplossingen te zoeken. Het spreekt van
zelf dat daarbij, evenzeer in het belang
van alle leden, het beginsel van een ge
zond bankbeleid richtsnoer moet blij
ven.
Voor zover thans te overzien, vertoont
de ontwikkeling bij onze banken in 1981
veel gelijkenis met die van 1980. De
groei van de kredietverlening aan het
bedrijfsleven stagneert verder.
De investeringsanimo is sterk afgeno
men.
En dit geldt voor vrijwel alle bedrijfssec
toren.
De woningmarkt verkeert nog steeds in
een impasse en tekenen van een spoe
dig herstel zijn ook daar niet of nauwe
lijks te bespeuren.
De totale groei van de kredietverlening
door onze organisatie aan de private
sector zal dan ook achterblijven bij het
niveau van 1980.
Problemen met betrekking tot de inter
ne liquiditeitssituatie en met betrekking
tot de kredietbeperking door De Neder-
landsche Bank verwachten wij voor de
rest van het jaar zeker niet, althans voor
de collectiviteit van de aangesloten
banken. Maar het is wel teleurstellend,
dat een aantal aangesloten banken de
posities nog steeds niet binnen de gel
dende normen heeft kunnen brengen.
bevredigend
De aanwas van de traditionele midde
lenbronnen van onze aangesloten ban-