algemene vergadering 1981 Rede van mr G A Wagner gevolgen niet omkeren commerciële deel daarvan, heeft de uit stoot opgevangen. Deze opvang is stellig vergemakkelijkt door de tamelijk lage groei van de ar- beidsproduktiviteit in de dienstverlenen de sector. Ik vraag mij af of dit nog lan ger het geval is. Men kan heel goed de stelling verde digen dat de tweede industriële revolu tie bezig is zich aan grote delen van de dienstverlening te voltrekken en dat dit proces nog lang zal voortgaan. Dit zou dan betekenen dat veel meer diensten kunnen worden aangeboden - en veel sneller en betrouwbaarder - en dat de arbeidsproduktiviteit ook op dit gebied enorm zal stijgen zoals dat in de primai re en secundaire sector het geval is ge weest. Ik denk, om het meest actuele voor beeld te noemen, vooral aan de zoge naamde informatica, gebaseerd op mi croprocessoren, telecommunicatie en kopieertechnieken. Dit heeft dan posi tieve en negatieve consequenties, wat de laatste betreft noem ik de werkgele genheid. Scholing en herscholing moe ten op deze ontwikkeling worden inge steld en ook anderszins, bijvoorbeeld op het niveau van de bedrijfsleiding, zal er heel wat moeten worden aangepast. Naarmate Nederland dit met succes doet, zal het met andere landen kunnen wedijveren. Het is heel belangrijk zich te realiseren dat veranderingen niet zo maar vanzelf en zeker ook niet zonder persoonlijke problemen tot stand komen. De meeste producenten wijzigen hun produktie niet graag en de meeste mensen staan niet te trappelen van ongeduld om van be roep te veranderen. Er zijn veel structu rele en persoonlijke remmen. Wanneer een industrieel ophoudt een bepaald produkt te vervaardigen om een ander te gaan maken, is dat - uitzonderingen daargelaten - niet omdat hij op zich zo graag iets nieuws wil brengen; meestal gaat innovatie gepaard met veel moeite en vaak bittere teleurstellingen. Dat het toch gebeurt is omdat het eerste pro dukt niet meer voldoende wordt ver kocht en dat van het tweede wordt ver wacht dat het wel aan de man kan wor den gebracht. Een soortgelijke redenering geldt voor de arbeidende mens: het is vaak niet gemakkelijk voor jonge mensen om een beroep of een opleiding tot een beroep te kiezen waarmee ze vanuit hun af komst weinig vertrouwd zijn en het is dikwijls nog veel moeilijker om van mensen die een bepaald beroep soms al jarenlang - uitoefenen te vergen zich om te scholen. En toch zijn zulke aan passingen nodig om de produktie af te stemmen op de consumptie en de arbeid daar aan te wenden waar er maatschappelijk gezien de grootste be hoefte aan bestaat. Tijdens dit aanpas singsproces treedt onvermijdelijkerwijze een vrij grote frictie-werkloosheid op. De sociale maatregelen die dit leed ver zachten zijn essentieel, maar niet vol doende. De maatregelen die genomen worden om dit grote probleem te ver minderen en zo mogelijk op te lossen zullen geruime tijd vergen. Zij moeten gericht zijn op de structurele verande ringen die ik schetste, maar ons inzicht daarin is niet erg nauwkeurig. Daarom zijn ook hier flexibiliteit en fantasie no dig - zij worden van alle betrokkenen gevraagd omdat dit in aller belang is. waarin arbeid en kapitaal onderworpen zijn aan de voortdurende noodzaak van aanpassing aan zich wijzigende omstan digheden, met name onder invloed van de technische ontwikkeling en de veran derende vraag van de consumenten. Ik denk dat niet alleen de werkloosheid, die ik al noemde, maar dat ook andere grote actuele economische problemen zoals de inflatie en het tekort op de lo pende rekening van de betalingsbalans in hoge mate uitingen zijn van het feit, dat de aangeduide aanpassingsproces sen onvoldoende werken of liever on voldoende kunnen werken omdat we ze zelf min of meer hebben geblokkeerd. De veranderingen in de structuur van de diverse sectoren hebben natuurlijk niet alleen gevolgen voor de samenstelling van de beroepsbevolking maar ook voor de richting waarin geïnvesteerd moet worden. Activiteiten waarin overpro- duktie dreigt stoten niet alleen arbeids krachten uit, maar zijn ook niet aantrek kelijk om in te investeren en omgekeerd is het juist wel aantrekkelijk te investe ren in activiteiten waarvan een goede afzet van de produktie verwacht kan worden. Natuurlijk is het verre van een voudig uit te maken of die goede resul taten werkelijk zullen volgen. Dit risico element is een grote belemmering en werkt conservatisme in de hand, vooral bij zwakke bedrijven. De gezondmaking is niet alleen nodig om het traditionele reilen en zeilen voort te zetten, maar ook en vooral om het nieuwe dat de ver anderingen eisen degelijk aan te pak ken. Al met al vormt zich het beeld van een samenleving met dynamische eisen, Voordat ik hier nader op inga wil ik nog een tweetal opmerkingen maken met betrekking tot het betoog over de veran derende sectorale structuur. In de eerste plaats wil ik u er voor waar schuwen de stelling dat een land met een hoge levensstandaard gekenmerkt wordt door een grote tertiaire sector niet om te keren in die zin dat een ver groting van de tertiaire sector automa tisch leidt tot een verhoging van de le vensstandaard. Een land is niet rijk om dat er veel dienstverlening is; het is juist omgekeerd. De expansie van de tertiaire sector is het produkt van de technische vooruitgang in de eerste twee sectoren en dient daarmee in harmonie te zijn. Men kan het ook anders zeggen: de pri maire en de secundaire sector moeten een voldoende draagvlak vormen voor de tertiaire activiteiten, of deze nu de vorm aannemen van commerciële dienstverlening via de markt of van col lectieve uitgaven via de budgetsector.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 10