toetreding
spanje
tot
europese
gemeen
schap
en gevolgen
nederlandse
tuinbouw
35
De toetreding van Griekenland tot de EG aan het begin van dit jaar
verliep zonder al te veel weerstand. Volstaan werd met het onder
meer vaststellen van overgangsbepalingen voor agrarische produkten
voor een periode van vijf jaar; met uitzondering echter van peren en
tomaten, waarvoor een termijn van zeven jaar is afgesproken. Met de
overige twee EG-kandidaten, Spanje en Portugal, zijn de onderhande
lingen nog gaande. Met Spanje wordt reeds drie jaar onderhandeld en
het zal nog wel enige tijd duren. Naar verwachting zal de toetreding
van Spanje rond 1985 een feit zijn.
Spanje
Spanje is van de bovengenoemde drie
landen het meest ontwikkeld. De be
langrijkste agrarische produkten zijn
groenten, fruit, olijven (olijfolie), bloe
men en druiven (wijn).
In de afgelopen jaren vertoonde het pro-
duktie-areaal van groenten, fruit en
bloemen een snelle expansie. Dit werd
vooral gestimuleerd door de Spaanse
overheid.
Verdere uitbreiding van de teelten in
Spanje zal uitsluitend ten goede komen
aan de export met name naar de EG-
landen.
Wat de hier genoemde produkten be
treft is de EG met uitzondering van ci-
trusfruit zelfvoorzienend. Uitbreiding
van de gemeenschap met Spanje bete
kent dus voor wat die andere produkten
betreft een verstoring van het markt
evenwicht en toename van de structu
rele overschotten (landbouwuitgaven).
Redenen te meer voor de Nederlandse
tuinders om zich daarover ongerust te
maken.
Nederlands belang
Het totaal areaal aan glastuinbouw in
Nederland bedraagt circa 8500 ha, ver
deeld over 16 000 bedrijven.
Ongeveer tweederde van de glastuin-
bouwproduktie wordt geëxporteerd. In
1980 had dit een waarde van circa f3,5
miljard, een welkome aanvulling voor de
tekorten op de lopende rekening van de
betalingsbalans.
Van de exportprodukten glasgroenten
en snijbloemen gaat 85 naar de EG,
waarbij West-Duitsland de grootste af
nemer is 65 van de export). Hieruit
blijkt het duidelijk dat de Nederlandse
glastuinbouw in hoge mate afhankelijk
is van de export.
De concurrentie van Spanje ten opzich
te van de Nederlandse tuinbouw strekt
zich dus niet alleen tot de binnenlandse
markt uit, maar vooral ook tot de bui
tenlandse.
Volledigheidshalve moet met betrekking
tot de concurrentiedrieging naast de
groenteteelt ook de teelt van fruit en
champignons worden genoemd.
Waarin ligt nu de concurrentiekracht
van de Spaanse tuinbouw?
Klimaat en land
Grote delen van Spanje zijn niet ge
schikt voor land- en tuinbouw (berg
land). Er heerst een landklimaat met he
te, droge zomers en strenge winters.
Ir. A. R.
Sjauw-Koen-Fa
Bedrijf sta konderzoek
Slechts in het zuiden langs de kust treft
men een subtropisch klimaat aan. Hier
liggen dan ook de grootste arealen kas-
groenten.
Er is in het algemeen een gebrek aan
water (regenval 600 mm en minder per
jaar). De waterbehoefte in de tuinbouw
moet door middel van irrigatie worden
gedekt. Er bestaan plannen om de grote
rivieren daarvoor af te dammen met de
bedoeling om stuwmeren te vormen. In
de zomer schijnt de zon in overvloed; te
veel voor de tuinbouw. Ten gevolge
hiervan is de produktiviteit laag en gaat
de kwaliteit van de groenten sterk ach
teruit. Dit geldt zowel voor de teelt in
kassen als op de volle grond.
Daartegenover staat dat in de winter
maanden de hoeveelheid zon in Spanje
gunstiger is dan in Nederland, waardoor
vroege en rijpe oogsten kunnen worden
binnengehaald.
Produktie en export
Het totale groente-areaal van Spanje
bedraagt 460 000 ha. De concurrentie
voor de Nederlandse kasgroente komt
uit de plastic kassen en tunnels. Er
staan momenteel naar schatting 10 000
plastic kassen en 10 000 ha tunnels
en andere bedekkingen met plastic. De
groenteprodukten betreffen voorname
lijk komkommer, tomaat en paprika.
Wat de bloemensector betreft is het to-