m mm 'buiten functie' tot onze voorzitter is gekozen, zal hem uiteraard wel eens steunen in de verwoording van de visie van Rabobank Nederland op vraagstukken in land- en tuinbouw en bij landbouwcoöperaties, maar heeft bepaald een geheel eigen en bredere inbreng. Een gemengd ledenbestand, dat wil zeggen agrarisch en niet-agrarisch, treffen we trouwens ook bij de onderlingen aan: noem dat maar de categorie gemengde coöperaties met een 'eigen' soort diversificatie. Diversificatie is overigens een algemeen coöperatief vraagstuk, dat bij centrale coöperaties in andere sectoren niet minder speelt dan bij de Rabobanken.' Frida Terlouw zei me ongevraagd nog iets meer, dat ik graag doorgeef, omdat zij uit jarenlange ervaring sprak: 'Het is zeer terecht dat de Rabobank voortdurend haar reservepositie sterk tracht te houden en daarvoor alle winst aanwendt. Ik sta tegenover die reserveringen zeer positief. De Rabobank heeft gekozen voor beperkte aansprakelijkheid. Daarom is het, afgezien van de bancaire eisen, alleen al psychologisch belangrijk, dat er voor goede, gezonde reserves wordt gezorgd. Dat is eenvoudig noodzaak. Dat de Rabobank open staat voor de noden van deze tijd, wordt bevestigd in het recente besluit om samen met de overheid en voor een gelijk bedrag als deze mee te werken aan een bijzonder bedrijfskrediet, dat een steun kan betekenen voor in moeilijkheden verkerende, levensvatbare bedrijven. Het trof me ook, dat de heer Lardinois voor het tweede achtereenvolgende jaar op de persconferentie duidelijk stelde, dat de centrale adviezen bij rentestijging met vertraging door de plaatselijke banken worden opgevolgd. Zoiets vind ik een tekenend symptoom voor de gezindheid van de Rabobanken. Ooit had de land- en tuinbouw aangepaste kredietvormen nodig. Dat was mede aanleiding tot het ontstaan van de coöperatieve banken. En de voorziening in die behoeften is in deze banken tot perfectie gekomen! Zonder overheidsbemoeienis, maar van onderop uit eigen initiatief! De Rabobanken kunnen de toets met iedere andere bank doorstaan: geen bank past zich beter aan bij wat de land en tuinbouw nodig heeft. Ik krijg tegenwoordig wel eens de indruk, dat het sport wordt je tegen de Rabobankorganisatie af te zetten, maar land- en tuinbouw hebben daartoe, naar mijn overtuiging, geen enkele reden. Wie zich wil afzetten, kan trouwens in eigen huis terecht: de coöperatieve banken kennen de democratie naar de basis toe.' Vóór dit stukje toch nog te gewichtig gaat worden, haast ik mij te zeggen dat Frida Terlouw heel goed weet, dat er meer in het leven is dan NCR, landbouw, coöperatie of Rabobank. 'Ik ga nu afstand nemen van de hele zaak.' Alleen het werk voor de coöperaties in ontwikkelingslanden, het meewerken aan verschillende instellingen die buitenlanders de coöperatieve kennis en ervaring willen brengen, blijft haar na staan. 'Overigens, als de noodklok luidt, sta ik altijd klaar.' Wij wensen Frida Terlouw vele goede jaren toe. Ze heeft naar eigen zeggen, haar meeste geestelijke bagage meegekregen in jarenlange samenwerking met prof. Frietema, van 1937-1966 directeur van de NCR. Frietema was, wat ze noemt een 'verbale econoom'. Hij kon zonder veel cijfers en statistieken de ingewikkeldheid van de economie duidelijk maken. Een betere leerlinge dan Frida Terlouw in zijn methode en wat meer zegt in zijn geest had hij niet kunnen hebben. De coöperatiekring in ons land heeft in Frida Terlouw een ware pleitbezorgster en vertolkster gehad: Mertens zei het zó in 'Coöperatie': 'Wie over de NCR sprak, sprak over mejuffrouw Terlouw en wie over mejuffrouw Terlouw sprak, sprak over de NCR'. Frida Terlouw op onze laatste algemene vergadering in gesprek met haar collega hoofdredacteur drs. Jef Mares van Boer en Tuinder. Dat soort spreken zullen we moeten afwennen, maar die dertig jaren van Frida Terlouw zullen nog heel lang van invloed zijn. Ook daarvoor onze dank! JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 19