uitdaging
KTer ere van de opening van ons
kantoor in New York zit er nogal
veel Amerikaans in dit nummer.
Op deze pagina's blijf ik echter dicht bij
huis. Een goede aanleiding daartoe is
het 'in de marge' van hoofdredacteur
Bokma op 13 maart in De Landbode.
Bokma grijpt terug op de typering 'be
nauwend' die Lardinois op onze pers
conferentie aan de hoge rentestand gaf,
vervolgens strekt hij dat woord uit over
de toestand in de agrarische sector en
hij eindigt met de vraag: 'Wat heeft de
boer en de tuinder nu aan zijn eigen
coöperatieve bank?' Een uitdagende
vraag, kennelijk niet zomaar uit nieuws
gierigheid gesteld, maar één die door
zijn oratorische vorm ai naar een ant
woord lijkt te tenderen.
Dat laatste blijkt uit wat aan de vraag
vooraf gaat. Na de vaststelling dat de
agrarische sector een geringere finan
ciële beloning ontvangt dan waarop ze
volgens algemeen geldende normen
recht heeft, komt eerst het tussenvraag-
je of een coöperatieve instelling ais de
Rabo daar soms geen boodschap aan
heeft, en dan wordt een uitvoerig citaat
uit ons blad (de 'zandloper' van februari)
opgenomen, waaruit blijkt dat de
coöperatieve bank wel met de boer en
tuinder meedenkt, maar dat aan een
renteloos maken van leningen en kre
dieten, aan een soort 'generaal pardon'
eenvoudig niet te denken valt. ik kan het
niet anders zien of Bokma mikt met zijn
uitdagende vraag op een zeer bepaald
antwoord. En dat vind ik jammer.
Ten diepste raken we hier de taak en de
opdracht van de coöperatieve bank.
Wat mogen de leden - agrarische en
niet-agrarische - van zo'n bank ver
wachten en eisen? Dat nu is onder ons
van het allereerste begin af aan duidelijk
gesteld: het voorzien in de financie
ringsbehoeften tegen een redelijke ren
te en op redelijke voorwaarden. Niets
meer en ook niets minder.
In Duitsland en Nederland werd het
voor de boer een verademing, toen hij
bij zijn eigen coöperatieve kredietinstel
ling tegen normale voorwaarden terecht
kon in een tijd waarin hem de toegang
tot bankkrediet van elders praktisch on
mogelijk was en hij onder woekerrente
zuchtte. Daarvoor kan hij tot op van
daag nóg bij ons terecht. Maar nooit, ik
herhaal nooit, is het ais een doelstelling
van de coöperatieve bank gezien om
onder de markt te werken, door bijvoor
beeld in de tarifering door rentekorting
en dergelijke af te wijken van wat nor-
maai bancair gebruikelijk kan zijn, en
daardoor haar eigen solvabiliteit en
voortbestaan in de waagschaal te stel
len. Wat overigens niet wegneemt, dat
wij ons bij voortduring inspannen om
onze leden en cliënten tegen voor hen
zo gunstig mogelijke tarieven te bedie
nen. Misschien is het goed nog eens te
luisteren naar wat Raiffeisen zeif eer
tijds in zijn grond/eggende boek voor de
coöperatieve banken schreef. Zeer
scherp zag deze, dat zijn coöperaties
een gezond zakelijk bankbedrijf moes
ten voeren: te goedkoop geld wordt
weinig geacht, 'men moet daarom de
rentevoet nooit onder de gangbare
waarde stellen.Merkwaardig, een stel
ling, die nu meer dan honderd jaar later
door onze eigen ervaring en door mo
derne bancaire overwegingen volledig
onderschreven blijft. Wie als Hd meer
van zijn coöperatieve bank verwacht
dan deszelfs taak is, vindt Raiffeisen
met deze stelling op zijn weg! Voor een
verder strekkende uitdaging is geen
ruimte.
WH iemand uitdagen, laat hij dan
vragen of de Rabobanken op re
delijke wijze in de financierings
behoeften voorzien. Op gevaar af onbe
doeld roemzuchtig te lijken, ligt voor mij
het meest simpele antwoord in de om
vang: het feit dat onze organisatie anno
1981 als de 'huisbankier' van de land
en tuinbouw wordt betiteld en aldaar
circa 90 van het vreemde geld heeft
verstrekt, spreekt boekdelen. Volgens
Bokma heeft de benaming 'Rabostal'
voor ligboxenstal een wrange bijsmaak
voor de boer. Maar dan toch niet omdat
de boer zijn Rabobank bereid en in staat
vond de investering voor de stal, die hij
wenste en nodig had, rond te maken!
Natuurlijk, wij begrijpen dat de boer en
tuinder, evenals de andere onderne
mers, van de hoge tasten voor hun fi
nancieringen een wrange smaak krijgen.
Dat gaat ons ter harte, daarom zijn wij
bezorgd over de problemen van rentabi
liteit en continuïteit.
Maar een tekort schieten in onze taak
mag alleen dan aan ons verweten wor
den als wij onredelijke voorwaarden en
tarieven zouden hanteren. Redelijk in de
zin van de algemeen gangbare maatstaf
waarbij wij bovendien het belang van
leden en cliënten zo zwaar mogelijk la
ten wegen als het erom gaat naar ons
zelf of naar hen toe te rekenen. Als geen
andere bankinstelling worden wij daar
op door onze leden voortdurend aange
sproken. Daarom ook kan zo'n verwijt
de Rabobanken moeilijk gemaakt wor
den. Ons tarief zit vanouds eerder aan
de onderkant dan tegen de bovenkant
van de markt en wie maar enigszins
weet heeft van de enorme schakering
van onze kredietvormen, zal niet anders
kunnen concluderen dan dat wij tot het
uiterste gaan om een voor de cliënt pas-