koopwoningmarkt: herstel in 1981 min. loon modaal 1x modaal 2 x modaal premie A pr. A pr. B pr. A pr. B pr. A pr. B 14 10 33 16 20 12 12 7 5 35 13 21 9 13 5 4 30 12 18 8 11 11 8 32 13 20 8 12 De koopwoningmarkt verkeerde in het afgelopen jaar in een mineurstem ming. Het aanbod was, door de terughoudende opstelling van de (potentië le) kopers, duidelijk groter dan de vraag. IMa een kort overzicht van de marktsituatie in 1980 wordt bezien welke factoren aan deze terughoudend heid ten grondslag lagen. Vervolgens komt aan de orde of de verwachte ontwikkeling van de be schouwde factoren ruimte biedt voor een opleving van de markt in het lo pende jaar. De koopwoningmarkt in 1980 De verkoop van bestaande woningen verliep in 1980 moeilijk. Het duurde, in vergelijking met 1979, gemiddeld geno men langer voordat een in de markt ge komen woning een nieuwe eigenaar vond. Daarnaast werden de transacties afgewikkeld op een gemiddeld lager prijsniveau. Het aantal verkochte wo ningen onderging een verdere terug gang. De nieuwbouwsector werd geconfron teerd met een gedurende het gehele jaar aanwezige voorraad van ruim tien duizend onverkochte woningen. De ver koopproblemen concentreerden zich op de ongesubsidieerde en duurdere pre miekoopwoningen. Kostprijsdrempels en vrees voor marktbederf vormden in de nieuwbouw barrières voor prijsverla gingen. Desondanks werden er in de loop van het jaar meerdere nieuwe wo ningen met aanzienlijke kortingen ver kocht. Vaak was hierbij de achtergrond dat de hoog oplopende financieringslast van de woningvoorraad de desbetref fende bouwbedrijven boven het hoofd dreigde te groeien. Mede vanwege deze transacties stond het gemiddelde prijsniveau ook in de nieuwbouw onder druk. Woonlasten Het is mogelijk meerdere oorzaken aan te wijzen voor de problemen op de koopwoningmarkt. Zo kunnen worden genoemd geringere financieringsmoge lijkheden, verkoopregulerende bedin gen, vestigingsverordeningen, prijs/- kwaliteitverhouding en het psycholo gisch klimaat. Een van de belangrijkste redenen voor de terughoudende opstel ling van de vragers op de woningmarkt zou echter wel eens de onzekerheid over de ontwikkeling van de woonlas tenquote (de woonlasten uitgedrukt in procenten van het inkomen) kunnen zijn. Factoren die op deze quote inwerken zijn vooral het inkomen, de omvang van de financiering en de daarmee samen hangende rentelast, rekening houdend met nabelasting en eventuele subsidies. Drs. W. van Heerdt Bedrijfstakonderzoek De ontwikkeling van de genoemde fac toren in het verleden heeft ertoe geleid, dat de gemiddelde aanvangswoonlas- tenquote sterk is gestegen. De in 1980 bestaande verwachtingen omtrent de ontwikkeling van inkomen en rente maakten het aannemelijk, dat het hoge lastenniveau waarop de koper begon, in tegenstelling tot wat voorheen gebrui- jan. '80 (rente 10V*) mei'80 (rente 1116) sept. '80 (rente 11 jan.'81 (rente 11 IA) kelijk was, niet snel zou afnemen in de loop der jaren. De berichten over afne mende economische groei en inko mensmatiging zullen in dit verband hun invloed niet hebben gemist. Ook de dis cussie rond de fiscale behandeling van de hypotheekrente schiep een stuk on zekerheid. Het is denkbaar dat de genoemde onze kerheid - in samenhang met de andere genoemde oorzaken - bewonersgroe- pen die al redelijk tot goed gehuisvest zijn, ertoe aanzet niet te verhuizen. Daardoor loopt het aantal transacties op de woningmarkt terug en komt de door stroming in de knel. Zij die wel kopen (soms daartoe gedwongen vanwege bij voorbeeld verandering van werkkring) zullen vermoedelijk slechts een woon lastenniveau accepteren, waarin de no dige speelruimte zit voor het opvangen van onzekerheden in met name de inko menssfeer. Het als gevolg van de onze kerheid streven naar aanvaardbare aan- vangswoonlasten leidt, bij gelijkblijven de andere relevante variabelen, tot prijs dalingen. De woonlasten die met de aankoop van premiekoopwoningen samenhangen verdienen enige extra aandacht, omdat de overheid hierop via de subsidiëring sterke invloed kan uitoefenen. Gezien de afzetproblemen en de daardoor drei gende ineenstorting van de nieuwbouw van koopwoningen, werden in mei en september 1980 de subsidies in op waartse richting herzien. De invloed hiervan op de aanvangswoonlasten van enkele inkomensgroepen is weergege ven in de tabel. Vooral de premiekoop A-woningen wer den na de aanzienlijke subsidieverho ging in mei nog aantrekkelijker dan ze al waren. De afzet van deze woningen on dervond dan ook weinig problemen. Bij de premie B-woningen werden de sub sidies ook, zij het in beperktere mate dan bij de premie A, verhoogd. Ze ble ven echter relatief te duur voor de inko mensgroepen waarvoor ze zijn bestemd en boden in het algemeen te weinig kwaliteit voor de inkomensklassen die ONTWIKKELING AANVANGSWOONLASTEN PREMIEKOOPWONINGEN1) V woonlasten (na belastingen en subsidies) in procenten van het belastbare inko men, bij 90 financiering van de koopprijs (in 1980 f120 000 voor premie-A en f 150 000 voor premie-B) via een 30-jarige annuïteit.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 35