Dr. P. Lieftinck, gefotografeerd tijdens de algemene vergadering van onze centrale bank. rente die wordt betaald is gebaseerd op het tarief waartegen de voornaamste in Londen gevestigde banken onderling bereid zijn 6-maands eurovaluladeposi- to's te plaatsen. Dit is het veelgenoemde Libor ('London Interbank Offer Rate') dat verhoogd met een opslag ('spread') de deibetrente vormt. De rente die aan de eurovalutadeposan- ten wordt vergoed ligt gewoonlijk 0,125 onder het Libortarief eri is door gaans iets hoger dan de depositorente op de lokale markt. Hieraan ligt een sa menstel van factoren ten grondslag, die per valuta uiteenlopen. De gemiddelde 'spreads' variëren, evenals overigens de looptijden, met het aanbod vari deposi to's en de vraag naar kredieten. Mede van invloed zijn voorts de marktver- wachtingen en meer algemene vertrou- wensfactoren, alsmede de kredietstan- ding van de kredietnemer. In de laatste jaren tekende zich op basis van boven staande invloeden een spanne bij de 'spread' af van circa 0,25-2,00 De banken die de middellange eurovaluta- kredieten met korte deposito's financie ren, kunnen dit alleen doen docr zelf te gen een variabele rente af te sluiten, die telkens voor korte perioden wordt vast gesteld op het moment van cle veelal zesmaandelijkse herfinanciering. Aan vullende inkomsten in de vorm van commissies kunnen verder wo'den be dongen door die banken die vanwege 475 miljard aan eurokredieten. Het to tale bedrag dat per dezelfde datum op de internationale obligatiemarkt uit stond is moeilijk te achterhalen, doch een ruwe schatting geeft circa 175 miljard aan, waarvan ruim 88 miljard in de euro-obligatiesector. Herkomst van eurovalutadeposito's Een nadere analyse inzake de herkomst van de deposito's waaruit de eurokre dieten en -leningen worden gefinan cierd leert het volgende. Binnen de op merkelijke verscheidenheid van depo santen nemen de Westeuropese landen met bijna 40 van het totale deposito bestand (ultimo 1979: 475 miljard) de belangrijkste plaats in. Samen met de andere industrielanden komt dat op 60 Het aandeel van de olielanden va rieerde vanaf 1974 tussen de 12 en 17 Overigens zij vermeld dat van de uit Europa afkomstige deposito's onge veer de helft 'trust'-gelden vanuit Zwit serland betreffen. Beziet men ten slotte de aandelen in de groei van het deposi tovolume, dan onderscheidt men een duidelijke weerspiegeling van het beta lingsbalansverloop van de verschillende landengroepen. Bestemming van eurovalutakredie- ten Binnen de samenstelling van de uit staande kredieten naar geografische groepen is de onderlinge verhouding van de aandelen in grote mate identiek. Belangrijke uitzondering vormen de olie-exporterende landen, die gelet op hun forse overschotten in totaliteit een relatief geringe vraag uitoefenen. Zij zijn netto-deposant, evenals West-Europa en de Verenigde Staten. Oost-Europa is de meest uitgesproken netto-kredietvrager. Ten aanzien van de kredietgroei blijken de landen met toenemende betalings balansproblemen de meest stijgende vraag uit te oefenen. Aandeel in de groei van de euro- obligatiemarkt Over het algemeen zijn de gegevens over de euro-obligatiemarkt naar om vang, investeerders en emittenten on volledig. Alleen aan de hand van de uit giften van de laatste jaren valt af te lei den dat West-Europa de belangrijkste groep emittenten vormt, gevolgd door de internationale organisaties, de Ver enigde Staten en de overige industrie landen. De rest van de wereld neemt naar ruwe maatstaven gemeten circa 10 van het totale emissiebedrag in. Structuur van de eurovalutamarkt, kredietvoorwaarden en voordelen Aanvankelijk was de eurovalutamarkt vooral het werkterrein van een klein aantal gespecialiseerde zakenbanken ('merchant banks') in London. De kre dietverlening vond hoofdzakelijk plaats aan andere banken tegen vaste rente. Vanaf het begin van de zeventigerjaren, nadat de vraag zich sterk ging ontwik kelen en een variabele rente gebruikelijk werd, namen de grote in Europa geves tigde commerciële banken, de eurofi nanciering zelf ter hand. Zij treden daar bij meestal op als de zogenaamde 'ma- naging banks' van het in samenwerking met andere banken (syndicaatsverband) af te sluiten krediet. De middelenvoor ziening geschiedt bijna uitsluitend uit eurovalutadeposito's van drie tot zes maanden looptijd. De grotendeels in dollars luidende eurovalutakredieten, waarvan het gemiddelde bedrag rond de 75 miljoen ligt, hebben veelal een looptijd tussen de vijf en negen jaar. De

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 9