een 'grote' variant bekeken z4//e Rabobanken horen tot de zelfde stal, maar net als paarden tonen ze onderlinge verschillen. Dat is altijd zo geweest en voor ons vanzelfsprekend. Het maakt verschil of je een dorpsbank bent dan wel een bank in een flinke verstedelijkte plaats. Verschil ook als je een sterk in aantal en soort uitbreidende cliëntenkring moet bedienen of met een min of meer sta biele gemeenschap te maken hebt. Ook zijn er de typische bancaire verschillen: de ene bank zit ruim in zijn middelen en heeft geen moeilijkheden om aan de kredietvraag te voldoen, bij de andere bank kan het precies omgekeerd zijn. Zo kan ook de kosten- en batenverhouding van bank tot bank uiteenlopen, wat dan weer zijn weerslag vindt in de mate van rentabiliteit en capaciteit om te reserve ren. Die eenheid in verscheidenheid brengt me op de grote stadsbanken. Ook die zijn van de gewone Rabostal, maar al geruime tijd zijn er aanwijzingen, dat deze banken enkele specifieke gemeen schappelijke verschijnselen vertonen, welke in die graad niet bij hun overige sta/genoten voorkomen. Over die ver schijnselen is onlangs door een com missie een rapport uitgebracht. In ieder geval een interessant en gedegen stuk werk. Grondig is onderzocht, waarom de grote stadsbanken een lagere reser veringscapaciteit plegen te hebben dan hun zusterbanken. Minutieus zijn de uitkomsten per onder deel vergeleken met die van het over eenkomstige onderdeel in de rest van de organisatie. Inderdaad kwamen cij fermatige verschillen aan de dag voor bijvoorbeeld de rentabiliteit en bedrijfs kosten, welke weer samenhangen met verschillen in rentemarge, personeels kosten, bijkantoren en dergelijke. Ver schillen die, zoals nadere analyse aan gaf, weer vaak de resultante zijn van 'plus- of minpunten' binnen hetzelfde onderdeel, maar die per saldo de grote stadsbank in een nadelige positie plaat sen. Voor drie vijfde van deze verschillen, blijkend uit procentueel hogere bedrijfs kosten, kan het rapport ook de oorzaak aanwijzen. Zij zijn het gevolg van de 'aard van het grote stadswerkgebied, de daarmee samenhangende balansstruc tuur, omvang en aard van werkzaamhe den en vestigingspatronen'. We kunnen daarom zelfs zeggen, stelt het rapport, dat die procentueel hogere kosten van de grote stadsbanken, gegeven het organisatiebeleid, eigenlijk onvermijde lijk zijn. Het is 'kostennadeel', dat bij de huidige opvattingen over de rol van de grote stadsbank nu eenmaal aan de structuur van zo'n bank eigen is. Van hieruit consequent doorredenerend beveelt het rapport vervolgens enkele maatregelen aan die dit 'nadeel' van de grote stadsbanken kunnen verlichten. Aanbevelingen, waarvoor onze organi satie zich thans in diverse geledingen beraadt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 4