men van landinrichting en is bedoeld
voor gebieden waar ruimtelijk gezien
naast de landbouw ook andere belan
gen zwaar wegen.
In hoeverre wijkt herinrichting nu af van
ruilverkaveling. Een van de belangrijkste
verschillen is dat het besluit tot her
inrichting plaatsvindt door de provincia
le staten, omdat er algemene belangen
in het spel zijn, terwijl over het besluit
tot ruilverkaveling gestemd wordt door
grondeigenaren en -gebruikers. Voorts
vindt bij ruilverkaveling herverkaveling
van het gehele gebied plaats, bij her
inrichting behoeft dat niet het geval te
zijn. Kan bij ruilverkaveling geen ontei
gening van grond plaatsvinden, bij her
inrichting bestaat hiertoe de mogelijk
heid wel door middel van de Onteige
ningswet.
Aanpassingsinrichting, de andere nieu
we vorm van landinrichting, zal voorko
men na aanleg of verbetering van een
infrastructurele voorziening. Dit kan bij
voorbeeld het geval zijn wanneer bij
aanleg van een snelweg, die kavels
doorsnijdt, de afstand van grond tot ge
bouwen groter wordt.
Doelstellingen en beleid
Artikel 6 van de ontwerp-Landinrich-
tingswet verwijst voor hoofdlijnen en
beginselen van het landinrichtingsbeleid
naar het Structuurschema. In dit struc
tuurschema, dat nu is verschenen, komt
de volgende hoofddoelstelling voor:
'Het binnen het kader van het totale
overheidsbeleid inrichten van het lande
lijk gebied overeenkomstig de daaraan
toegekende functies en hun onderlinge
samenhang, op zodanige wijze, dat de
maatschappelijke betekenis van dat ge
bied zo goed mogelijk tot zijn recht kan
komen'. Deze hoofddoelstelling is nader
uitgewerkt in 13 doelstellingen. Een
viertal doelstellingen is in het bijzonder
gericht op de land- en tuinbouw:
- verbetering van de concurrentiepo
sitie;
- vermindering van inkomensachter
standen
- verbetering van ongunstige werk
omstandigheden
- verruiming van de ontwikkelings
mogelijkheden op langere termijn.
Alle op zichzelf lovenswaardige doel
stellingen. Toch zal bij de landinrichting
op de ene doelstelling meer accent
moeten worden gelegd dan op de ande
re, omdat ze niet alle tegelijkertijd ver
wezenlijkt kunnen worden. Ten behoeve
van het landbouwstructuurbeleid is de
regering voornemens het zwaarste ac
cent te leggen op het opheffen of ver
minderen van achterstanden in inkomen
en werkomstandigheden. Dit omdat
verwezenlijking van deze doelstelling
ook ruimte biedt voor andere doelstel
lingen, zowel gericht op de hoofdlijnen
van het beleid voor de land- en tuin
bouw als daarbuiten. De andere hoofd
lijnen van beleid zijn gericht op:
- de verstedelijking (openluchtre
creatie, bufferzones);
- natuur en landschapsbehoud (ver
betering van de kwaliteit van het
landschap en veilig stellen van cul
tuurhistorische elementen en natuur
reservaten)
- doelmatige en veilige ontsluiting
van het landelijk gebied.
In feite bevatten de doelstellingen en
hoofdlijnen van beleid weinig nieuws.
Het is de weerslag van veranderingen
die in de praktijk gegroeid zijn en die nu
wettelijk vastgelegd worden.
Het structuurschema zal ook na een
aantal jaren weer bijgesteld worden.
Omvang en behoefte aan land
inrichting
Vanaf 1975 is het beleid erop gericht
om jaarlijks 40 000 ha aan ruilverkave
lingsprojecten in uitvoering te nemen.
Alle projecten die in uitvoering zullen
worden genomen, worden sinds vorig
jaar geplaatst op het Voorbereidings
schema. Aan het begin van 1981 stond
hierop 440 000 ha. De regering heeft
een aanmerkelijke behoefte aan landin
richting geconstateerd en heeft op een
kaart in het Structuurschema nog eens
rond 700 000 ha aangegeven waar her
inrichting of ruilverkaveling min of meer
urgent is. Van deze 700 000 ha is
495 000 ha urgent voor land- en tuin
bouw, 285 000 ha ligt binnen de stede
lijke invloedsfeer en 415 000 ha is van
belang uit het oogpunt van natuur en
landschap.
Hieruit kan ple conclusie worden getrok
ken dat in vele gebieden met verschil
lende belangen rekening moet worden
gehouden. In tegenstelling tot de gebie
den waar overheersend de land- en
tuinbouw van belang is zal dan ook niet
ruilverkaveling maar herinrichting de
aangegeven weg zijn om alle belangen
zo goed mogelijk tot hun recht te doen
komen. Wordt jaarlijks 40 000 ha in uit
voering genomen, dan kan men met de
nu op het voorbereidingsschema ge
plaatste en de door de regering aange
wezen gebieden nog tot na de eeuw
wisseling vooruit. Hierbij is er dan al re
kening mee gehouden dat op grond van
ervaring circa 20 van de aangegeven
oppervlakte uiteindelijk niet in uitvoe
ring wordt genomen.
Of steeds 40 000 ha per jaar in uitvoe
ring kan worden genomen, hangt uiter
aard af van de financiële mogelijkheden
van de overheid.
Wat nu met het Structuurschema
In het voorgaande is op summiere wijze
ingegaan op de weg naar landinrichting.
Daarbij zijn de door de regering gegeven
doelstelling, hoofdlijnen van beleid en
omvang van in uitvoering te nemen
landinrichtingsprojecten aangestipt. Het
zijn echter deze punten waar het om
gaat in het Structuurschema Landinrich
ting. Omdat het hier om belangrijke be
slissingen gaat zal het structuurschema
de procedure van de planologische
kernbeslissing (PKB) doorlopen. Dit wil
zeggen iedereen krijgt in de loop van
1981 gelegenheid tot inspraak over de
beleidsvoornemens en er vindt overleg
plaats tussen de verschillende overhe
den, waarna het structuurschema mo
gelijk wordt aangepast door de rege
ring. Waarschijnlijk zullen dan in
1982/1983 de ontwerp-Landinrichtings-
wet en het Structuurschema tegelijker
tijd door de Tweede Kamer in behande
ling worden genomen.