theekbank N.V., waarvan het balans totaal vervijfvoudigde! De centrale bank heeft in die periode niet alleen in be langrijke mate voor de verwerking van de enorme groei van het aantal posten moeten zorgen, maar ook voor de nood zakelijke aanvullende middelenwerving. Hiervan is weinig ophef gemaakt, maar het zal duidelijk zijn dat dit een gewel dige inspanning heeft gevergd. Laten we vervolgens nog een drietal on derwerpen uit het beleidsplan nader be kijken. Allereerst de opleiding, gezien de belangstelling hiervoor in de organisa tie. Die belangstelling blijkt uit de veel ge hoorde opmerking: 'er moet meer ge daan worden aan opleidingen'. Nu zal het iedereen wel bekend zijn dat er in onze organisatie in de afgelopen jaren betrekkelijk veel aan de ontwikke ling van de medewerkers is gedaan; ze ker als je dat vergelijkt met het overige bedrijfsleven. Maar akkoord, als er on danks dat het gevoel leeft dat de in spanningen hiervoor verhoogd moeten worden, dan dient dit aandacht te krij gen. Op de eerste plaats moet dan door de vraagzijde aangegeven worden op wel ke terreinen en in welke mate de oplei dingsinspanning verhoogd, verbeterd of uitgebreid kan worden. De verslechterende economische situa tie waarmee wij door middel van onze cliënten zullen worden geconfronteerd speelt hierbij een rol, maar ook maat schappelijke ontwikkelingen. De meest aangewezen weg om een wensenpak ket te formuleren is natuurlijk via het beleidsplan en daar vinden wij ook in derdaad bij een zestal onderwerpen een verwijzing naar opleiding. Vanwege de complexe structuur van onze organisatie verstrijkt er echter bij na een half jaar alvorens dit plan in alle geledingen is besproken en aanvaard. De grote lijnen van het beleid liggen na tuurlijk toch wel vast, vandaar dat de centrale bank niet wacht tot de defini tieve vaststelling van het plan maar al eerder begint in te spelen op een aantal aspecten. Zo is er reeds in de loop van 1980 een commissie aan het werk gegaan met de opdracht het opleidingsbeleid voor de komende jaren uit te stippelen en dit te vertalen in cursussen, trainingen en be nodigde mankracht. Eind 1980 heeft dit geresulteerd in het rapport 'Opleidings beleid en opleidingsinspanningen van de Rabobankorganisatie'. Dat rapport moest dan ook nog de lange weg via de overlegorganen bewandelen tot het uiteindelijk in maart in de Cen trale Kringvergadering aan de orde kwam. Met de voorbereidingen die daarna getroffen moeten worden en met het inschakelen van een aantal ac tiviteiten die een bijdrage moeten leve ren komt het er op neer dat eerst in het cursusjaar 1981/1982 daadwerkelijk ge start kan worden op de nieuwe koers. Automatisering is een ander voorbeeld. Vaak wordt dit geassocieerd met pak ken output of terminals: dus met fysieke zaken. Daarom is het goed nog eens te vermelden dat we hier te maken hebben met het tastbare resultaat van mensen werk. Veel tijd moet besteed worden aan doelmatigheidsonderzoek van apparatuur, ontwerpen en testen van systemen, onderzoek naar en overwe gen van sociale en administratieve con sequenties, alvorens resultaten zicht baar worden op een plaatselijke bank. Niettemin zal het duidelijk zijn, dat het uitvoering geven aan tal van voorne mens, verspreid door het beleidsplan, slechts mogelijk zal zijn, indien hulp ge boden wordt door middel van een ver der te ontwikkelen en te perfectioneren gemechaniseerde administratie. Ten slotte zij nog gewezen op het per soneelsbeleid. Hoewel dit in principe een zaak is van de bestuurlijke organen van een plaat selijke bank, zal op dit terrein toch ook een behoorlijke inspanning verricht moeten worden door de centrale bank ten einde uniformiteit ten aanzien van personele en sociale aspecten te waar borgen. Instrumenten daarvoor worden centraal ontwikkeld en vervolgens aan gereikt aan de banken. Te denken valt hierbij aan de totstandkoming van ar beidsvoorwaarden, functieclassificatie, beoordeling functievervulling en aan het creëren van overleg- en medezeggen schapsstructuren. Ook hier geldt weer dat zulke zaken een vrij lange periode van voorbereiding ver eisen en bovendien vaak niet op alle banken tegelijk ingevoerd kunnen wor den. De in het voorgaande geschetste gang van zaken heeft betrekking op tal van beleidsaspecten. Bedenk daarom dat, indien op beleidswijzigingen of beleids initiatieven niet onmiddellijk een kant en klare actie volgt van de centrale bank, dit niet voortvloeit uit gaan aan dacht. Het is slechts een kwestie van tijd. Bij de centrale bank is het motto, om een variant op de uitspraak van de heer Van de Lindeloof te gebruiken, nog steeds: 'Blijf plannen, wij ondersteu nen'.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 13