wob
ONZE WEG BIJ DE BEMIDDELING
IN ONROEREND GOED
Structuurwijzigingen brengen verande
ringen, maar niet alles hoeft er door te
veranderen. Daar worden wij weer eens
bij bepaald door het commentaar dat
mr. H. J. A. E. M. Klarenbeek in 'Vast
goed Markt' gaf op de nieuwe wijze
waarop onze Rabobankorganisatie de
makelaardij o.g. benadert.
Want onveranderd is het standpunt van
Rabobank Nederland, dat het er op na
houden van een eigen makelaarsorgani
satie niet nodig is voor de continuïteit
van onze banken. Vanuit die visie kun
nen dan ook de door onze organisatie
vorig jaar aanvaarde structuurverande
ringen zonder krampachtigheid doorge
voerd worden.
De tot nu toe meer centrale benadering
van de makelaardij - die in een lande
lijke aanpak door het Centraal Make
laars Kantoor resulteerde - zal plaats
maken voor een opzet, die niet alleen
meer decentraal is, maar ook een meer
facultatief karakter heeft. Dit laatste be
tekent, dat indien een bank, al dan niet
in samenwerking met een of meer zus-
terbanken, de makelaardij o.g. wenst uit
te oefenen, zij dat kan (kunnen) doen
door daartoe een besloten vennoot
schap op te richten.
Die nieuwe opzet heeft voor de uitoefe
ning van de makelaardij in onroerend
goed in ieder geval duidelijke voordelen.
Doordat de makelaardij voortaan recht
streeks in een eigen BV onder de lokale
bank(en) ressorteert, zullen deze zich
nauwer betrokken voelen bij de gang
van zaken. Een voordeel is ook dat de
beheerders van zo'n BV, die gediplo
meerd makelaar o.g. zullen zijn, tevens
beëdigd kunnen worden. Dit was niet
mogelijk in het tot dusver gevolgde bij-
kantorensysteem van het Centrale Ma
kelaars Kantoor. Klarenbeek heeft goe
de hoop, dat hierdoor ook de relatie met
de Nederlandse Bond van Makelaars in
onroerend goed (NBM) verbeterd zal
worden. Hij meent trouwens, dat in de
loop der jaren gebleken is, dat de be
staande relaties tussen onze banken en
de andere makelaars door ons makelen
niet geleden hebben maar zelfs zijn uit
gebouwd. De makelaardij van de Rabo
bankorganisatie richtte zich dan ook al
leen op de bemiddeling in vastgoed,
woonhuizen en commerciële objecten.
Zij onthield zich van bancaire handelin
gen en evenzo van projectontwikkeling
en van het sluiten van verzekeringen.
Ook dat zal onveranderd zo blijven.
Door het loslaten van de centrale bena
dering wordt ook de rol van Rabobank
Nederland kleiner Deze zal beperkt blij
ven tot het verrichten van een aantal
diensten voor gemeenschappelijke re
kening, zoals het waar nodig coördine
ren van activiteiten van de afzonderlijke
BV's en het voeren van publiciteit voor
deze.
Voor de eigen projectontwikkelingsaf
deling van Rabobank Nederland geldt
mutatis mutandis volgens Klarenbeek
hetzelfde als voor de makelaardij in on
roerend goed. Die activiteit is niet nodig
voor de continuïteit van het bankbedrijf,
maar op verzoek van een aangesloten
bank zal zij in actie komen en een con
creet ontwikkelingsplan uitwerken. Het
gaat er daarbij niet om dat wij met pro
jectontwikkeling zelf agressief de markt
opgaan.
Ook op het overnemen van bestaande
projectontwikkelingsmaatschappijen is
ons beleid niet gericht, zelfs niet wan
neer onverhoopt een projectmaatschap
pij, die tot onze cliëntenkring behoort, in
moeilijkheden zou raken door proble
men die zich op de woningmarkt voor
doen.
Klarenbeek wees er in dit verband op
dat de Rabobankorganisatie als bankier
een sterke positie heeft, met een
'marktaandeel' van circa 35 a 40%,
onder de kleine en middelgrote bouw
bedrijven. Tot dusver is in de eigen rela
tiekring maar een enkel bedrijf echt
'scheef' komen te zitten. In de meeste
gevallen kan door een goede regeling
reorganisatie, betere spreiding schul
denlast - het 'scheve' in de toekomst
weer recht getrokken worden. Klaren
beek beschouwt dan ook de huidige pe
rikelen op de onroerend goedmarkt, met
name die van de woningmarkt, vooral
als een saneringsproces. Dat kan even
hard zijn, maar het zal uiteindelijk heil
zaam uitwerken.
TEGELIJK MOEILIJK EN BOEIEND
Een welgemeend compliment voor onze
dochterinstelling, de financieringsmaat
schappij De Lage Landen en haar or
gaan Tussenbalans.
Het heeft die dochter in 1980 niet erg
meegezeten, maar wie een moedeloze
klaagzang zou verwachten, kent 'de
lage landers' niet en heeft in ieder geval
het laatste nummer van Tussenbalans
niet gelezen. Directeur Vullings zet
daarin heel open een aantal tegenval
lers op een rijtje, hij trekt er rustig lering
uit voor de toekomst en laat ons zien
dat het jaar voor hem en zijn mensen
niet alleen moeilijk, maar tegelijk ook
boeiend was.
Het moeilijke hing direct samen met de
economische recessie: minder investe
ringen door bedrijven, minder duurzame
aankopen door particulieren. Dat bracht
voor een maatschappij, die zich met
deelfinancieringen bezighoudt, een dui
delijke knik naar beneden in de tot nu
toe elk jaar stijgende produktielijnen. En
als dat zo plotseling gebeurt kom je,
schrijft Vullings, toch wel in een heel
nieuwe situatie terecht. Bovendien was
de druk op de rentabiliteit onplezierig
zwaarder, omdat de rentemarge door de
hoge geld- en kapitaalmarkttarieven
nog meer verkrapte en de eigen tarieven
niet boven de maximumtarieven gesteld
door de overheid mochten uitstijgen.
Verder had De Lage Landen te maken
met een groeiend aantal cliënten, dat
zelf in zware problemen kwam. Als je
zoals De Lage Landen juist de taak hebt
verder te gaan dan een bank bij bepaal
de deelfinanciering, kom je in moeilijke
tijden ook het eerst met zulke risico's in
aanraking. Denk als voorbeeld maar aan
aangeboden zekerheden, die door de
slechter wordende markt op een lagere
waarde dan vroeger geschat moeten
worden.
Voor een financier onwelkome, maar te
gelijk ook boeiende ervaringen. De le
ring daaruit is, dat ook De Lage Landen
zich op totaal andere omstandigheden
moet instellen. En Vullings laat zien, dat
dat in rustige overweging kan. We zul
len in de toekomst niet meer voorname
lijk op balans- en resultatencijfers uit
het verleden mogen afgaan, noch wat
een particulier betreft op de automati
sche verwachting, dan diens inkomen
jaarlijks boven de inflatie uit zal blijven
groeien. De Lage Landen heeft daarom
zijn acceptatiebeleid al aangepast. Ge
baseerd, aldus Vullings, 'op het vertrou
wen dat capabele ondernemers en ver
standige mensen ook in moeilijke tijden
hun weg wel weten te vinden.' Daarom
zal De Lage Landen nog meer dan tot
dusver acht slaan op de kwaliteiten van
de ondernemers en op het financiële in
zicht van de particulier. Deze punten
zullen met de betrouwbaarheid zonder
meer centraal staan bij de kredietbeoor
deling.
Zó bezien heeft volgens Vullings het
moeilijke van 1980 ook een boeiend
effect, dat in wezen een verbetering van
de werkwijze meebrengt. Dat maakt
hem zelfs 'redelijk optimistisch' voor
1981al zal dit jaar ook niet gemakkelijk
worden. Een boeiende kant krijgt het in
ieder geval, omdat De Lage Landen een
nieuwe deeltaak van de Rabobankorga
nisatie heeft toebedeeld gekregen, na
melijk de factoring. Naar verwachting
zal De Lage Landen daartoe in de eerste
helft van dit jaar met een nieuwe zuster
maatschappij 'De Lage Landen Factors
BV, Rabobank Nederland' aan de slag
gaan.
Ten slotte wordt in Tussenbalans ernst
gemaakt met de taak die De Lage Lan
den als 'mede-risicodrager' bij financie
ringen van de cliënten van onze banken.
Inderdaad, een deelfinanciering onder
gebracht bij De Lage Landen zal vrijwel
altijd de totale financieringsrelatie tus
sen bank en cliënt ten goede komen.