vlak produktieverschuivingen op ons af komen, die ook de concurrentie ver scherpen. Toegegeven, het zijn voor de boer en tuinder geen opwekkende invloeden. Maar wie dat constateert hoeft ook dan nog geen echt somber beeld van onze land- en tuinbouw te krijgen! Lardinois wilde van dat soort somberheid niets weten. Hij wees er op, dat de Neder landse land- en tuinbouw momenteel op zeer gezonde basis is gefinancierd. Er is geen andere economische sector die over zoveel eigen vermogen beschikt als de land- en tuinbouw. Procentueel is daar het eigen vermogen nog ongeveer even groot als 15 a 20 jaar geleden, ter wijl in die tijd het eigen vermogen in de industrie met de helft is teruggelopen. Vergeleken met andere sectoren, telt de land- en tuinbouw, waarin tot circa f20 miljard aan leningen en kredieten uit staat, de minste dubieuze debiteuren. Neen, er is geen reden om het totaal beeld in donkere toets af te schilderen. Wel moeten we in deze 80er jaren se rieus rekening houden met de ongun stige invloeden, die zich momenteel la ten voelen. Van de genoemde f 20 mil jard zit bijvoorbeeldzo'n f4 miljard in de glastuinbouw; het is duidelijk dat deze onder zware druk kan komen als de ver- warmings-!energie)kosten verdubbelen. Ook in andere agrarische sectoren nijpt het met de marge van de ondernemers, denk maar aan de hoge rente. In de terugliggende jaren, zeg 76, 77 en 78, was de investeringsgeneigdheid van de boer en tuinder zeer groot. Kan men zeggen, dat wij als financier in die jaren te ver zijn gegaan, of te commer cieel hebben gedacht en dat onze te vlotte bereidheid van toen ons nu op breekt? Zo'n algemeen verwijt deel ik beslist niet, zei Lardinois. We zijn niet te los met financieren geweest, je hoorde in die tijd eerder dat de Rabobank te be houdend was. Als een ondernemer nu op te hoge financieringslasten zit, moet hij ook de oorzaak bij zichzelf zoeken, want hij is verantwoordelijk voor het ne men van de financiering, wij voor het geven. Achteraf kun je misschien zeg gen dat we allemaal op zijn tijd onver antwoordelijk zijn geweest, maar een mens beschikt nu eenmaal niet over de wijsheid van vijf jaar later! Bij ons zit het 'traditionele, coöperatieve meeleven' met het wel en wee van boer en tuinder er nog altijd vast ingebakken, maar we moeten, aldus Lardinois, wel naar de omstandigheden van de tijd kijken als we ons afvragen wat we daar nu mee kunnen en mogen doen. Aan een rente loos maken van leningen of kredieten valt eenvoudig niet te denken. Dat zou ten koste gaan van eigen liquiditeit en de leden. Een soort 'generaal pardon' zou meer kapot maken dan herstel be vorderen, want een 'bank in de proble men, geeft pas echte problemen'. Al neemt de Rabobank het over- grote deel van de financieringen i—J van de agrarische sector voor haar rekening, zij streeft geen monopo lie na. Dat zou geen gezonde situatie zijn; de boer moet zelf zijn keuze kunnen doen. Bovendien bewegen de Ra boban ken zich ook levendig op andere terrei nen van het bedrijfsleven. Wij weten echter wel dat wij als bank belangrijk zijn voor de land- en tuinbouw en als zo danig beseffen wij onze verantwoorde lijkheid. Het is dan ook geen toeval, dat wij van het begin af intensief betrokken zijn bij het ontwerpen van een nieuwe kredietregeling die door het Ministerie van Landbouw zal worden getroffen in het kader van het Borgstellingsfonds. Een regeling, die mede door onze finan ciële bijdrage zal worden mogelijk ge maakt. De details van dat komende 'gegaran deerd bijzonder krediet' waren nog niet bekend. De nieuwsgierigheid van de fi nanciële deskundigen kon dus nog niet helemaal bevredigd worden. Lardinois waarschuwde er op de voorhand tegen die regeling als een soort vangnet voor allerlei moeilijke gevallen te beschou wen. Hij zag het liever als een gezamen lijke poging van de overheid en Rabo bank tot eenmalige financiële sanering. Hij hoopte ook dat het een 'eenmalige editie' zou kunnen blijven. In het kort gaat het erom de moeilijkheden te ver lichten van goede ondernemers, die re centelijk met een bancaire financiering, al dan niet onder garantie van het BE of met rentesubsidie, een ontwikkelings plan hebben uitgevoerd. De vermogen spositie van de ondernemers moet toe passing noodzakelijk maken en, vooral, het bedrijf moet levensvatbaar zijn. Levensvatbaar, dat woord werd meer gehoord. En beslist niet op een moede loze toon! Het is waar, dat er onder de posten, die bij Rabobank Nederland aan de afdeling Begeleiding Bijzondere Kre dieten zijn toevertrouwd een flink aantal agrarische zitten, maar dat betekent, zo als mr. Zegers het uitdrukte, niet dat die allemaal 'de mist ingaan'. Neen, 80 a 90 zal het juist door die begeleiding wel redden. De niet-agrarische dossiers vormen niet alleen een veel hogere sta pel, ze zijn in het algemeen ook veel zor gelijker dan de agrarische. Levensvatbaar! Toen Van de Kerk, hoofd Financiering Agrarische Bedrijven van Rabobank Nederland, de 'narighe den' in een bepaalde sector had ver tolkt, leek de conclusie onvermijdelijk: 'ten dode opgeschreven'. Maar Van de Kerk gooide er onmiddellijk zijn 'niets is minder waar' tegenaan! Hij kon aanto nen hoe juist in die sector de onderne mers zich uitstekend aan de veranderde situatie blijken aan te passen. Een moedgevend verschijnsel, dat ook el ders in de agrarische bedrijfstak aanwe zig is: als vanouds! -a Uit die hoek moet het dan ook komen, want de tijden zijn onte- genzeggelijk moeilijker gewor den, een ommekeer ten goede is ook niet op korte termijn te verwachten. De agrarische ondernemer staat echter niet met lege handen: hij heeft een geducht wapenarsenaal. Allereerst zijn eigen befaamde vakman schap en ondernemerschap. In wezen draait alles daarom, zoals ook onze ei gen ervaring met 'probleemgevallen' bevestigt. Dat geeft hoop en vertrou wen, want de genoemde eigenschap pen zijn bij onze boeren en tuinders rij kelijk aanwezig. Rijkelijk zijn ook aanwezig de mogelijk heden om financieringen te krijgen. Op die bijeenkomst van deskundigen is het nog eens gezegd: wat de Rabobankor- ganisatie aan financieringsvormen - kort, middellang en heel lang - de Ne derlandse agrariërs te bieden heeft, is eigenlijk in geen enkel land zo te vinden. Bovendien, een organisatie die ook in haar bankbedrijf de boer en tuinder met zijn onderneming van huis uit kent. Ten slotte is er - Lardinois hechtte daar groot belang aan - nergens zo'n vrucht bare samenwerking tussen ministerie, landbouworganisaties en (krediet-) coöperaties als in Nederland. De boer, de tuinder blijft ondernemer, hij loopt de risico's daarvan, maar door die samen werking kan hij zich daarbij gesterkt we ten. Eigenlijk is onze bijeenkomst met finan cieringsdeskundigen daarvoor een spre kend teken. Hier kwamen mensen bij een, die zich bewust waren, dat zij in nauw overleg moeten 'samenspannen' om, ieder naar eigen mogelijkheden, de land- en tuinbouw over de hobbels van de 80er jaren heen te helpen. Lardinois zei dan ook al heel blij te zijn, dat het apparaat van het Borgstellings fonds, dat wil zeggen de groep financie ringsdeskundigen, door de jaren heen intact en op peil is gebleven. Er is voor hen en voor onze eigen adviseurs meer dan vroeger werk aan de winkel, dat we in nauw onderling overleg moeten doen. De nieuwe regeling van 'gegarandeerde bijzondere kredieten' hoort daarbij, maar in de praktijk van alledag is er nog veel meer. Welnu, daarom komen we bij elkaar over de vloer. Niets bijzonders, maar omdat het nodig is. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 5