zegd het aandeel van de arbeidsinko
mens in de totale netto toegevoegde
waarde van bedrijven weer of eenvou
diger geformuleerd: dat deel van het in
bedrijven gevormde inkomen, dat wordt
betaald aan lonen en salarissen inclusief
sociale lasten. Deze lonen en salarissen
omvatten ook een geschat loon voor
zelfstandigen. Daarbij moet worden
aangetekend dat bij de berekening van
de AIQ gewoonlijk een drietal bedrijfs
takken buiten beschouwing wordt gela
ten, namelijk de delfstoffenwinning, de
openbare nutsbedrijven en de woning
exploitatie, omdat deze het beeld nogal
verstoren. Het getal dat dan resteert is
de zogenaamde 'gecorrigeerde AIQ'. Uit
publikaties van het Centraal Planbureau
(CPB), dat zich baseert op gegevens van
het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS), kan een indruk worden verkregen
van de hoogte van deze gecorrigeerde
quote. Zo blijkt dat een stijging is opge
treden van 71 Vï in 1960 tot 83 Vi in
1970 en tot 95 in 1980. Zelfs bij de
huidige gematigde groei van de loon
som per werknemer in bedrijven (van
wege de jongste loonmaatregel) wordt
in 1981 een verdere stijging verwacht.
Met name de laatste tijd is de AIQ als
maatstaf evenwel in opspraak geko
men. De kern van de kritiek is dat ver
schillende factoren ertoe leiden, dat de
berekende quote hoger uitvalt dan in
werkelijkheid het geval is. De laatste
ontwikkeling op dit gebied is, dat nieu
we berekeningen van het CBS zouden
aantonen dat een flinke neerwaartse
bijstelling van de AIQ op haar plaats zou
zijn. Zo zou bijvoorbeeld het nationaal
inkomen in 1977 f 12 miljard te laag be
rekend zijn: de lonen f3 mljard te laag
en het zogenaamde overig inkomen,
waaronder de winsten van het bedrijfs
leven, f9 miljard te laag, waardoor de
AIQ is overschat. Tevens zou zijn geble
ken dat het loon van zelfstandigen, on
der meer agrariërs, lager is dan aanvan
kelijk werd gedacht. Aangezien er om
trent dit loon geen exacte gegevens
voorhanden waren, werd daarvan bij de
berekening van de AIQ een schatting
gemaakt: aangenomen werd dat een
zelfstandige gemiddeld evenveel ver
diende als de gemiddelde werknemer.
Naar het schijnt blijkt nu uit belasting
aangiften, dat een zelfstandige gemid
deld een fiscaal inkomen van f28 000
heeft en daarmee maar liefst f7000
achterblijft bij genoemde werknemer:
op zichzelf een interessant gegeven
De berichtgeving rond de AIQ heeft
nogal wat stof doen opwaaien, omdat
de arbeidskosten een veel geringer aan
deel in de toegevoegde waarde van be
drijven zouden hebben dan tot nu toe
was aangenomen en geconcludeerd
werd dat de AIQ ten oprechte als argu
ment voor loonkostenmatiging is aan
gevoerd.
Het lijkt inderdaad terecht dat nog eens
vervolg wob op pagina 6
Als er een lid van de Hoofddirectie onze
bank verlaat is het telkens weer een
puzzel om een oplossing te vinden voor
de vele functies en vertegenwoordigin
gen die hij 'achterlaat'. Zeker als het
iemand betreft als drs. F. P. J. Bakx. Met
passen en meten zijn we er echter ook
dit najaar weer uitgekomen.
Een van zijn vele functies die de voorzit
ter van de Hoofddirectie diende over te
nemen betrof het lidmaatschap van het
Presidium van de Vereniging van het
coöperatieve Spaar- en Kredietwezen in
de EEG'. In de wandeling, naar de Fran
se naam 'Groupement des Coopératives
d'Epargne et de Crédit de la CEE', de
'Groupement' genoemd.
Dit instituut moet de vertegenwoordi
ging verzorgen en de belangen behar
tigen van de coöperatieve banken bin
nen de EEG.
De 'Groupement' werd opgericht in
1970. De eerste voorzitter - van 1970
tot en met 1976 was de toenmalige
algemeen directeur van de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank, mr. Ph. C. M.
van Campen. Hij werd daarna opge
volgd door de huidige voorzitter: Th.
Braun, voorzitter van de Confédération
Nationale du Crédit Mutuel te Parijs.
Een zeer urgente zaak waar wij momen
teel in Brussel mee worden geconfron
teerd is de voorgenomen harmonisatie
van de voorschriften voor uitoefening
van het bankbedrijf binnen de Europese
Gemeenschap. Reeds sinds lange tijd
wordt hierop gestudeerd, doch door de
vorming van de zogenaamde EMS
IEuropees Monetair Stelsel) heeft deze
zaak een zekere urgentie gekregen.
Voorschriften ter zake van solvabiliteit,
liquiditeit, verhouding binnen- en bui
tenlands bedrijf voor het uitoefenen van
het bankbedrijf zijn nu volop in discus
sie.
Ter zake van het eerstgenoemde pro
bleem: solvabiliteitsvoorschriften, is de
kwestie van de leden-aansprakelijkheid
bij de coöperatieve banken een van de
centrale onderwerpen waar wij ons als
coöperatieve banken in het bijzonder
mee bezighouden.
Wij hebben hiervoor in Nederland ei
genlijk pas een nieuwe regeling getrof
fen met De Nederlandsche Bank.
Dat heeft bij onze organisatie geleid tot
aanpassing van de statuten onder meer
op het punt van de onbeperkte aanspra
kelijkheid. Maar ook in andere EEG-lan-
den zijn deze problemen in discussie.
Het is een goede zaak dat wij daarom
gezamenlijk een en ander kunnen aan
pakken en daarvoor beschikken over
een goed ingewerkt secretariaat in
Brussel. Ik verwacht dat u in de komen
de jaren hier nog wel eens meer over
zult horen.
De vorenbedoelde 'opvolgings'proble-
men die we hadden met de heer Bakx
zullen we weer opnieuw krijgen als dr.
W. F. Duisenberg onze organisatie gaat
verlaten.
Afhankelijk van de snelheid waarmee in
de dan bestaande vacatures kan wor
den voorzien zal dat meer of minder
problemen gaan opleveren. Maar een
voudig zal het zeker niet zijn.
De heer Duisenberg had zich snel en
grondig bij ons ingewerkt en die erva
ring geef je niet direct door.
Ruim een jaar later ligt het vertrek van
de heren Van Ogtrop en Van der Linden
in het verschiet. Ook zij bekleden tal van
vertegenwoordigingen, namens de cen
trale bank. Wij zullen bij de komende
herindeling daar uiteraard al rekening
mee moeten houden.
Er blijft werk aan de winkel, ook wat dit
betreft.
P. J. Lardinois