waar geen enkele ondernemer in de le vensmiddelenbranche meer omheen kan. De gemiddelde omzet per winkel per jaar steeg vanaf 1950 tot 1980 van f40 000 naar maar liefst f 1,5 miljoen! Een forse stijging, zelfs als men deze corrigeert voor de inflatie. Ook de op komst van het grootwinkelbedrijf met zijn filialen is een exponent van de schaalvergroting. Het relatieve aandeel van deze vestigingen in het totaal neemt nog steeds toe. De trendmatige afname van het aantal verkooppunten komt namelijk vrijwel geheel voor reke ning van de kleine zelfstandige onderne mingen. De opmars van het grootwin- daaruit kan worden onderhandeld over een ruim produktieassortiment. Kleine detailhandelsondernemingen in de steden grijpen nieuwe kansen, door zich te concentreren op een smal, maar diep randgebied van het levensmidde lenassortiment, zoals kaas, wijn, noten en dergelijke. In deze zaken worden pro- dukten zo mogelijk met persoonlijke aandacht voor de klant gebracht. Overi gens is 'klein' een verschuivend begrip; ten gevolge van kosten- en marge-ont wikkelingen komt ook voor deze zelf standige ondernemers het 'break-even- point', dit is de omzet waarbij de kosten net door opbrengsten worden gedekt, steeds hoger te liggen. 40 waarin een prijsstijging is begre pen van 24 Er was dus sprake van een volumestij ging. Voor 1981 wordt echter geen vo lumestijging verwacht. Deze verwach ting is voor een deel gebaseerd cp con juncturele ramingen. Daarnaast is er echter reden om aan te nemen dat zich structurele verschuivingen voordoen binnen het consumptiepakket. De komende jaren behoort zelfs een da ling van de detailhandelsbestedingen aan voedings- en genotmiddelen niet tot de onmogelijkheden. De omzet per vestiging echter kan constant bli ven, of kelbedrijf wordt ook geïllustreerd door de ontwikkeling van zijn marktaandeel (zie tabel). Het bureau Nielsen voorspelt tot 1985 een nog verdere relatieve toe name van het marktaandeel van grote winkelketens, van 41,5 in 1980 tot ruim 46%. Het antwoord van de zelfstandige groothandelaren en detaillisten hierop is een groeiende samenwerking in vrijwil lige filiaalbedrijven en inkoopcombina ties. Dit is pure noodzaak in een markt die wordt gekenmerkt door machtsconcen traties. Ook de toeleverende industrie zal waarschijnlijk overgaan tot de op richting van verkoopcentrales. Van In supermarktachtige zaken kan men van deze specialisatietrend een graantje meepikken door bijvoorbeeld het 'shop in the shop' systeem. Hierbij exploiteren de zogenaamde concessionairs voor ei gen rekening en risico kleine speciaal- zaakjes binnen het grotere geheel. De exploitatierekening van de kruidenier Cijfers ten aanzien van de totale detail handelsomzet laten een mogelijke trendbreuk rond 1980 zien. In de perio de 1975-1980 zijn de consumptieve be stedingen aan voedings- en genotmid delen via de detailhandel gestegen met zelfs nog iets toenemen, door het afne mende aantal vestigingen. Ten aanzien van de rentabiliteit van de detailhandel in kruidenierswaren be staat geen eenduidig beeld. De marges zijn sterk afhankelijk van bedrijfstype en assortiment. Een gespecialiseerd, een langzaam omlopend, of een beperkt houdbaar assortiment geeft over het al gemeen een hogere brutowinstmarge dan het assortiment van de gewone kruidenierszaak. De zelfbedieningszaken halen een marge van zo'n 18 19% (met ambachtelijke slagerij veeial nog iets hoger). Welke invloed de begin '81 door het grootwinkelbedrijf ingezette Foto: Een kijkje in een moderne supermarkt. De eigenaar hiervan heeft zich letterlijk van kruidenier op de hoek tot ondernemer-manager ontwikkeld. Zijn zaak maakt deel uit van een keten van vrijwillige filiaalbedrijven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 35