16 banken als (mede-)ondernemer stitutionele beleggers of wellicht speci aal voor dit doel op te richten particulie re participatiemaatschappijen, waarvan de banken dan gezien de aan hen ge stelde participatietermijn van ongeveer vijf jaar geen deel uitmaken. Ten slotte is het niet ondenkbaar dat de participaties behouden kunnen blijven. Het inzicht in de wenselijkheid daarvan kan zowel bij De Nederlandsche Bank als bij het bankwezen over enige jaren afwijken van de huidige opvattingen ter zake. In ieder geval behoeft de onduide lijkheid over de modaliteiten van de af stoot van participaties op middellange termijn, geen doorslaggevende belem mering te zijn voor een bescheiden be gin van de participatiefinanciering op korte termijn. Nieuwe ontwikkelingen laten zich nu eenmaal niet in details vooruit beschrijven. Conclusie Samenvattend kom ik tot het oordeel dat participatiefinanciering door het bankwezen een bijdrage kan leveren aan de sanering van de zwakke vermo gensstructuur van vooral het midden- en kleinbedrijf. En ook dat daardoor een stimulans kan worden gegeven aan het doorbreken van de elkaar versterkende stagnatietendensen van de winsten en de investeringen. Het is evenwel realis tisch van deze nieuwe financierings- vorm geen wonderen te verwachten. De moeilijkheden waarin de nationale eco nomie zich bevindt zijn daarvoor te groot. Bij het verschijnen van dit nummer van ons maandblad is de varende ex positie, Holland EXPO II, waarmee het Nederlandse bedrijfsleven zich in het Verre Oosten heeft gepresenteerd al weer verleden tijd. Wat valt er van het resultaat te zeggen? Volgens een aantal kranten, dat verslaggevers heeft meegestuurd, is deze expositie een doorslaggevend succes geweest. Een indruk die wordt bevestigd door onze mensen op de boot, de area-ma- nagers R. M. van der Poel (Azië en Australië) en mr. H. G. Gentis (Oost- Europa), alsmede de heren J. Dijkstra en Th. Arts, accountmanagers. Nog tijdens de expositie, toen het gezel schap net was aangekomen in Hong Kong, vertelde mr. Gentis ons telefo nisch dat de Rabobankorganisatie op dat moment al tal van contacten had gelegd en verstevigd, niet in de laatste plaats met de relaties uit het bedrijfsle ven welke op de boot vertegenwoordigd waren. Hij zag op dat moment het ver dere verloop zeer positief tegemoet. Hij verwachtte dat de operatie voor het Ne derlandse bedrijfsleven als geheel aan trekkelijke vooruitzichten voor de toe komstige handel met dit gebied tot ge volg zal hebben. 'Het voorwerk is ge daan. Nu mbet de follow-up komen.' Een constatering die uiteraard ook op de Rabobankorganisatie van toepassing is. Onze vertegenwoordigers bij de Hol land Expo II hebben geïnteresseerde re laties intussen al duidelijk gemaakt op welke punten de Rabobankorganisatie haar diensten kan verlenen. Hoogtepunten voor onze organisatie tij dens deze manifestatie waarbij 7 landen werden bezocht, waren de recepties welke Rabobank Nederland in Manilla en in Djakarta heeft gegeven. De heer A. C. Steketee, hoofd van het directo raat Buitenland, mede aanwezig op het traject Manilla-Singapore, vertegen woordigde de directie in Manilla, terwijl in Djakarta de heer F. H. J. Boons, hoofd van het directoraat Relatiebeheer en Kredietverlening, namens de directie acte de présence gaf. Deze recepties, waarvoor area-manager Van der Poe! het vele noodzakelijke voorwerk ver richtte, werden zeer druk bezocht, het geen een onderstreping is van onze goede contacten in dit gebied. ZUIDOOST-AZIË JAPANSE STILLE OCEAAN INDISCHE OCEAAN VAARROUTE HOLLAND EXPO II

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 16