wob
vrijwillige basis gegeven. In het pro
gramma, waaraan naast vele inleiders
van de eigen organisatie ook enige gas
ten van buiten een bijdrage leveren, is
een speciale plaats ingeruimd voor een
oud-cursist, te weten mr. P. Vasudeva
Prabhu van de National Co-operative
Land Development Banks Federation in
India.
Mr. Prabhu heeft zijn hier opgedane
ervaringen voor een deel in zijn eigen si
tuatie in praktijk gebracht en zal daar
over uitvoerig rapporteren.
Gezien de kwaliteiten .en de kwantiteit
van de tot op heden binnengekomen
aanmeldingen wordt de tweede Interna
tionale Cursus met groot vertrouwen te
gemoet gezien.
We denken daarbij niet in de laatste
plaats aan de zeer goede contacten, die
er ongetwijfeld ook dit jaar weer zullen
ontstaan tussen cursisten en hun gast-
dames en -heren van de hen ontvan
gende banken. Zo n praktijkstage bete
kent immers meer dan een zakelijke
kennismaking. Dat is vorig jaar wel ge
bleken en juist dat wordt wederzijds op
prijs gesteld.
EISEN NIET GAAN OVERTREKKEN
Wat ons dezer dagen wel zeer bezig
houdt is de beslissing van de Commissie
Uitvoering Wet Assurantiebemiddeling
(CUWA) om af te gaan wijken van een
26-jarige traditie voor wat betreft de
tenuitvoerlegging van een bepaling uit
de Wet Assurantiebemiddeling (WAB).
In 1954 werd deze wet van kracht. Zij
regelt de rechtspositie van de assuran
tie-tussenpersonen en de verplichtingen
waar zij aan moeten voldoen. Onze aan
gesloten banken hebben daar steeds
mee te maken gehad omdat zij, als
coöperatieve verenigingen zelfstandig
de assurantiebemiddeling bedrijvend,
als rechtspersonen onderworpen waren
aan artikel 5 lid 5 uit die WAB.
Kort en goed zegt het artikel dat, als een
tussenpersoon niet een 'natuurlijk per
soon' is degenen die belast zijn met de
feitelijke leiding op het kantoor of de
kantoren van het assurantiebemidde-
lingsbedrijf aan dezelfde eisen voldoen
moeten die aan gewone (natuurlijke) as
surantie-tussenpersonen worden ge
steld.
Dat komt o.a. neer op het hebben van
vakdiploma's. Anders dan bij plaatse
lijke vestigingen van andere bankorga-
nisaties het geval is, zijn de tot onze
organisatie behorende Rabobanken ver
plicht ieder voor zich een inschrijving in
de SER-registers te hebben en dus ook
te voldoen aan het vereiste van het heb-
vervolg wob op pagina 6
Mag ik beginnen met een ieder binnen
de Rabobankorganisatie, beheerders zo
wel als medewerkers, een gelukkig
1981 toe te wensen!
Het eerste jaar van dit pas begonnen
decennium is alweer voorbij. In dat jaar
is duidelijk geworden dat deze tachtiger
jaren, wat betreft politieke, sociale en
vooral economische ontwikkelingen wel
eens het moeilijkste decennium van de
na-oorlogse periode zal kunnen worden.
Dat zal dan zijn weerslag op ons bank
bedrijf en op de mensen die daarin wer
ken niet kunnen missen. Het is daarom
met voldoening en dankbaarheid dat ik
kan zeggen dat wij als coöperatieve
bank in het verstreken jaar de op ons af
komende problemen nog goed hebben
kunnen verwerken.
Dat geeft toch ook vertrouwen voor de
komende jaren!
Mag ik hierop nog wat dieper ingaan.
De afzwakkende tendens in het groei
tempo van het bedrijf van onze banken,
welke zich al in 1979 begon af te teke
nen - na de zeer sterke expansie in de
jaren 16 t/m 78 - heeft zich in 1980 in
versterkte mate gemanifesteerd. Wat
dit betreft zijn onze verwachtingen, uit
gesproken tijdens onze persconferentie
in maart 1980 wel uitgekomen.
Dat geldt met name voor de kredietver
lening en voor de aanverwante dien
sten. Bij de toevertrouwde middelen bij
de aangesloten banken zagen we welis
waar ook een geringere groei dan in
voorgaande jaren, maar toch kan hier
van een gelijkmatiger ontwikkeling wor
den gesproken. Overigens, met grote
verschuivingen binnen het totaal aan
toegevoegde spaar- en depositomidde
len.
Er kon een herstel optreden van de zo-
gewenste liquiditeitsreserve bij onze
plaatselijke banken.
Velen van u weten dat wij dit vanuit de
centrale bank sterk hebben nagestreefd.
Voor uw medewerking in deze dan ook
mijn bijzondere dank!
In tal van opzichten was 1980 een jaar
met veel extra activiteiten voor onze
centrale. Een jaar van grote bouwactivi
teiten bijvoorbeeld. Niet alleen in Eind
hoven en Utrecht, doch ook in Zeist en
bij de regiokantoren.
Ook aankoop van bestaande panden gaf
hier, evenals in Amsterdam en Den
Haag, de hoognodige verruiming voor
mensen en apparatuur, voor nu en de
toekomst.
De personeelsgroei kon zodoende ade
quaat worden opgevangen: eind 1980
was er een toename van maar liefst
8,0 ofwel320 personen, in het perso
neelsbestand bij de centrale bank.
Gedeeltelijk - namelijk bijna 2,5 of
zo'n 100 personen - betrof dit een in
haaleffect in het vacaturebestand. Maar
tóch een buitengewoon sterke groei.
Voor 1981 en volgende jaren verwacht
ik een dergelijke ontwikkeling niet meer.
Ook hier zal een aanhoudende zwakkere
groei in het totale activiteitenpatroon
van de centrale bank tot een rustiger
ontwikkeling kunnen leiden.
Trouwens voor de gehele organisatie
was 1980 een jaar van grote groei in het
personeelsbestand - namelijk ruim 6
- van 25 339 per eind 1979 tot 26 894
per 31 december 1980.
Dit zijn totaalcijfers. De splitsing in part
timers en werkenden met een volle dag
taak zijn hierbij niet onderscheiden.
Evenmin jongeren en ouderen. Verre
weg de grootste groep die erbij is geko
men zijn echter jonge schoolverlaters.
Wij moeten er ons van bewust zijn dat
deze ontwikkeling voor ons als bedrijf
verschillende kanten heeft
Nog afgezien van het directe kosten-
effect moeten we er ons echt van be
wust zijn dat onze verantwoordelijkheid
voor een zo'n groot personeelsbestand
alleen maar toeneemt.
Anderzijds mogen we er echter ver
heugd over zijn dat we juist in deze tijd
van toenemende werkloosheid in staat
zijn om zo'n belangrijke positieve bijdra
ge te kunnen leveren aan de zo noodza
kelijke schepping van arbeidsplaatsen in
ons land. Want voor 98 heeft deze
personeelsuitbreiding toch wel in Ne
derland plaatsgevonden.
Wat 1981 ons zal brengen is nog in vele
nevelen gehuld.
Het bankieren zal waarschijnlijk even
moeilijk, zo niet nog moeilijker worden
dan het in 1980 is geweest.
Laten we hopen dat het desondanks
voor onze leden en cliënten een geze
gend jaar mag zijn.
P. J. Lardinois