van het tot nu gevoerde rente- en wis selkoersbeleid. Tot nu toe is de bepaling van de rentestand een zaak van de over heid, waar de vaststelling van een per sector gedifferentieerd rentetarief ge bruikt wordt als een instrument van subsidiëring. Deze situatie is kunnen ontstaan doordat direct of indirect het Griekse bankwezen voor circa 90 in handen is van de overheid. Het bedrijfs leven is daarbij, door het ontbreken van een goed functionerende kapitaalmarkt, voor de financiering aangewezen op het bankwezen. Hierdoor kon een direct verband ontstaan tussen overheidsbe leid en sectorgerichte steun via de fi nancieringskosten. Een gewenste schei ding tussen sectoraal ontwikkelingsbe leid en een binnen het kader van de Ge meenschap geharmoniseerde monetai re politiek, maakt een geleidelijke op heffing van dit stelsel noodzakelijk. Ook de vaststelling van de wisselkoers geschiedde tot dusverre door de over heid. Bij toetreding zal de Griekse drachme evenwel genoteerd zijn op de valutamarkt te Parijs, terwijl ook in Athene een valutamarkt wordt opgezet. Uiterlijk 1985 zal de Griekse munt volle dig convertibel dienen te zijn ten opzich te van de overige EG-valuta's. In hoe verre dit op korte termijn tot verstorin gen zal leiden, is vooralsnog onduidelijk. In de Griekse economische structuur neemt de agrarische sector nog een bij zonder belangrijke plaats in, ook al is het belang de laatste jaren afnemend. Van de totale beroepsbevolking werkt circa 30% in de agrarische sector. De bijdrage aan het bruto binnenlands pro- dukt is sedert 1960 evenwel teruggelo pen van 23 naar 13 Het hoeft ge zien deze cijfers geen verbazing te wek ken, dat de produktiviteit van de Griekse agrarische sector beduidend lager is dan die in de Gemeenschap. Voor een belangrijk gedeelte zijn de agrarische sectoren van de oude lidsta ten en Griekenland complementair. De Grieken hebben een overschotproduktie aan groente, fruit, tabak, katoen en plantaardige oliën, terwijl er een tekort is aan bepaalde granen, melk en melk- produkten en vlees. Gezien de redelijke mate van complementariteit werd voor de agrarische sector een aanpassings periode van vijf jaar voldoende geacht. Slechts voor tomaten en perziken is een overgangsperiode van zeven jaar vast gesteld. Een uitbreiding van de agrarische intra- EG-handel kan verwacht worden gezien het feit dat in 1979 rond 55 van de Griekse agrarische export naar de lidsta ten ging, terwijl de Gemeenschap voor zag in circa 25 van de Griekse import. Het nu bestaande garantieprijsmecha- had voor tuinbouwprodukten graag een overgangstermijn gezien van tien jaar. Zoals gezegd is, met uitzondering van tomaten en perziken, een termijn van vijfjaar uit de bus gekomen. Met name voor het produkt komkommers wordt een nadelig effect voorzien. Dat hangt samen met een voor Griekenland in gunstige zin aangepast referentieprijs- systeem, waardoor een duidelijke en onmiddellijke daling van de heffing op dit produkt plaatsvindt. Ondanks de problemen die de toetre ding met name voor de komkommer producent zou kunnen veroorzaken, is er voor de totale Nederlandse land- en tuinbouw het perspectief van een uitge- nisme wat van toepassing is op rund vlees, varkensvlees, melkprodukten, granen en suiker zal ongeveer 40 van de totale Griekse agrarische produktie beslaan tegenover gemiddeld 70 voor de rest van de Gemeenschap. In dit op zicht zal de toevoeging van het areaal mediterane produkten bij toetreding van Spanje en Portugal de discussies rond het garantieprijsmechanisme hoog doen oplaaien. Betekenis voor Nederland De betekenis welke de Griekse toetre ding voor Nederland zal kunnen hebben, ligt op het gebied van een uitbreiding van de handelsbetrekkingen welke in het verleden minimaal waren. Van de totale Nederlandse invoer kwam in 1979 slechts 0,4 uit Griekenland ter wijl in hetzelfde jaar van de totale Ne derlandse export rond 0,6 naar Grie kenland ging. Belangrijke invoerproduk- ten zijn groente en fruit, ertsen en tex- tielprodukten. Uitgevoerd worden met name melk en room, chemische produk ten en transportmiddelen. Directe problemen welke de toetreding van Griekenland op kan leveren, liggen met name op het gebied van groente en fruit. De Nederlandse tuinbouwwereld breide markt. Dit geldt vooral voor vlees- en melkprodukten. Gezien het huidige ontwikkelingsniveau en de mo gelijkheden voor welvaartsverbetering - wat uiteindelijk ook de bedoeling van de toetreding is - is deze uitgebreide markt tevens een groeimarkt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 37