ieder land zich opstelt zoals het hem uitkomt, kan de
Europese gedachte wel worden vergeten, ook op ande
re terreinen dan de landbouw. Voor met name de Ne
derlandse landbouw is er alles aan gelegen de Europe
se landbouwmarkt overeind te houden.
Een wat ruimere prijsaanpassing dan ons land en
West-Duitsland uit oogpunt van kostenontwikkeling
wellicht nodig zou hebben, schept de mogelijkheid de
monetaire grensheffingen die er nog steeds bestaan
tussen ons land en West-Duitsland af te breken. Onze
agrarische verwerkende industrie, die voor de export
vooral op dat land is aangewezen, zou dan meer lucht
krijgen. Vanuit een oogpunt van werkgelegenheid in
deze sector is dit niet onbelangrijk.
Het gebouw van het LEI in Den Haag.
Achterstand inlopen
Meer lucht is ook voor de Nederlandse landbouwbe
drijven belangrijk.
Uit gegevens van hetzelfde LEI blijkt dat een aantal be
drijven er moeilijk voor staat. Er was de afgelopen jaren
een teruggang in de besparingen. Voor vele bedrijven
zijn de lasten van investeringen en bedrijfsovername
steeds zwaarder gaan drukken op de bedrijfsresultaten.
Geen aantrekkelijke uitgangspositie voor herinvesterin
gen en aanpassing van bedrijven in de komende jaren.
In deze situatie komt enige ruimte in de prijsvorming
heel goed van pas. Kosten en inkomenscijfers zijn ove
rigens niet de enige uitgangspunten voor de aanpas
sing van de landbouwprijzen. In het Verdrag van Rome
dat de basis vormt voor de Europese Gemeenschap
wordt gesteld dat bij de prijsvorming ook rekening
moet worden gehouden met de belangen van de con
sumenten.
Een verhoging van de landbouwprijzen werkt door in
de kosten van levensonderhoud. De uitgaven voor
voedsel vormen nog altijd ruim 20 van de gemiddel
de gezinsuitgaven. Dat betreft voor ongeveer de helft
uitgaven voor verpakking en kosten van verwerking,
transport en handelskosten, dus kosten die gemaakt
worden nadat het produkt de boerderij heeft verlaten.
Voorts heeft het Europees landbouwprijsbeleid geen
directe gevolgen voor alle landbouwprodukten. Voor
produkten als groenten, varkensvlees en eieren wordt
in feite geen prijsbeleid gevoerd. Berekend is dat de
uiteindelijke verhoging van de kosten van levensonder
houd door een Europese prijsaanpassing van 15 niet
meer bedraagt dan 0,8 tot 0,9 In de huidige moei
lijke economische situatie telt uiteraard iedere procent.
Men zal deze verhoging evenwel moeten plaatsen in
verhouding tot andere kostenstijgingen waarmee de
consument wordt geconfronteerd en die vaak een veel
voud bedragen.
Aanhoudende druk
Niet alleen de consument is partij bij de Brusselse prijs
aanpassing. Ook de belastingbetaler.
De afgelopen jaren heeft het Europese landbouwbeleid
een sterke kostenstijging te zien gegeven, met in de ja
ren vóór 1980 uitschieters boven de 20 per jaar. In
het afgelopen jaar is deze stijging wat teruggedrongen
maar beliep toch nog 10 Verwacht moet worden dat
de komende jaren een aanhoudende druk zal blijven
bestaan om de groei van de uitgaven voor het Europe
se landbouwbeleid verder om te buigen. Nu zijn die uit
gaven zeker niet nutteloos geweest, ook niet gezien
vanuit het standpunt van de belastingbetaler. Het land
bouwbeleid heeft er mede toe bijgedragen dat ruim
acht miljoen boeren en werknemers hun arbeidsplaats
konden blijven behouden. Het aantal werklozen zou
zonder dit beleid nog aanzienlijk groter zijn geweest. In
een document over het te voeren landbouwbeleid van
begin december berekent de Europese Commissie dat
de zeven miljoen werklozen in de Gemeenschap jaar
lijks bedragen van de lidstaten vergen die de kosten
van het Landbouwbeleid aanzienlijk overschrijden. Ech
ter zowel ten aanzien van dit laatste als ten aanzien
van het landbouwbeleid lijken ombuigingen onont
koombaar. Eén van de mogelijkheden die de Europese
Commissie in discussie heeft gebracht, is het financieel
medeverantwoordelijk maken van de producenten voor
de meerkosten van het beleid. Dat kan op vele manie
ren worden uitgewerkt. Het onaantrekkelijk maken van
meerproduktie is een mogelijkheid. Dat biedt een zeke
re bescherming van de bestaande produktie. Een ande
re mogelijkheid is dat de extra kosten over de hele pro
duktie worden uitgesmeerd. In dat geval komt het
dicht bij een negatieve correctie op een prijsaanpas
sing. Als derde mogelijkheid wordt genoemd het on
derscheid maken tussen de bedrijven, door bijvoor
beeld grotere en moderne bedrijven meer te laten bij
dragen dan kleinere. Het zijn benaderingen waar de di
verse landen heel verschillend tegen aankijken. In alle
gevallen echter zal een deel van het op Europees ni
veau becijferde kostencijfer moeten worden ingele
verd. De vraag door wie en waar, zal de komende
maanden de landbouwgemoederen danig bezighou
den.