uit onze historie Delven in de geschiedenis van Delft Gouda is nog altijd een echt Zuidhollandse stad met een zeer eigen sfeer. Dat kan - volgens uw Terugblikker - nauwelijks gezegd worden van de, óók Zuidhollandse, stad Delft die - naar de mening van Terugblikker - hele maal is gaan behoren bij de overbevolkte, lawaaiige randstad Holland. Sedert Vermeer zijn beroemde Gezicht op Delft schilderde en Terugblikker bij een hevige storm tegen de muren van de Oude Kerk werd aangeplakt, is daar wel het een en ander veranderd. Misschien zou Delft wel een grote handelsstad zijn geworden als haar kansen niet door Rotterdam waren overgenomen. Eeuwen geleden, namelijk omstreeks 1400, wilde de stad Delft een eigen goede haven hebben. Dat werd Delfsha- ven, dat nu bij Rotterdam behoort. In dat Delfshaven heeft zich héél wat afge speeld. Hertogen, geboefte, walvisvaar ders, plunderaars, scheepsbouwers, zeerovers en anderen drukten hun stempel op deze 'haven'. Piet Hein werd er geboen, die later rijke buit zou ver overen. Het beloofde alles veel voor de toekomst van Delft, maar het liep an ders uit. Zonder dat is Delft echter toch beroemd genoeg. Nog zijn in de Princenhof- dat gedeelte van het St.-Agathaklooster dat in 1572 's Prinsen verblijfplaats werd - de origi- nele(?) gaten te zien van de kogels waarmee Willem van Oranje gedood werd. In de Nieuwe Kerk is zijn praalgraf te vinden, het graf van de Oranjes en ook dat van Hugo de Groot. De Oude Kerk bezit praalgraven van Piet Hein en Maarten Harpertz. Tromp en een ge denkteken voor de self-made natuur kundige Anthonie van Leeuwenhoek. Er zijn talloze prachtige gevels, zoals dat van het Gemenelandshuis van Schie- land. Ook is er de befaamde Technische Hogeschool. In deze oude stad, die omstreeks 1250 al stadsrechten kreeg is zoveel te zien en te bewonderen dat vele boeken wer den volgeschreven over de oude stads kern. Wat daaromheen gebouwd werd in onze tijd is allemaal koekoek één zang. Nauwelijks enige verdere aan dacht waard; nauwelijks e onderschei den van moderne massabouw in alle groeiende steden en dorpen. Even wachten met salaris Z.Q Toen de stad nog een eigen gezicht had, namelijk in mei 1906, werd aldaar een Raiffeisenbank opgericht. De eerste 'Algemeene Vergadering' die precies om halfacht zou beginnen, be gon om ruim acht uur. De president be sprak in het kort wat hieraan vooraf had moeten gaan; het passeren van de akte, het doen registreren, het laten inschrij ven ter griffie en het plaatsen van de statuten in de Nederlandsche Staats courant en nu konden de leden van be stuur en raad van toezicht worden geko zen. Dat werden G. S. van Krieken, A. v. d. Berg, P. C. Elfferich, J. A. v. d. Drift, A. Ammerlaan, G. v. d. Maarel, G. Lugtig- heid en J. Fermoshuizen jr. G. S. v. Krieken werd president van de raad van toezicht en P. C. Elfferich werd voorzitter van het bestuur (ook geheten 'directeur'). Als kassier zou optreden C. P. van Leeuwen die zich gedrongen voelde een woord van dank uit te spre ken voor de gevoelvolle taal waarmede de president hem kandideerde en voor het vertrouwen dat de vergadering hem schonk door hem zulk een zware en ge wichtige taak op de schouders te leg gen. Salaris, al was het maar f100,- of f 150,- per jaar kon er nog niet af. Dat moet nog maar even wachten vond de nieuwbenoemde. Aldus stond de bank startklaar in de blokken. Bestuur en raad van toezicht die reeds op 8 mei vergaderden in 'Pro Patria' moesten ogenblikkelijk hard aan het werk. Men was het niet eens met de 'in richting' van de spaarboekjes die door de firma Smeets uit Weert waren toe gezonden. 'De tekst werd gedeeltelijk geschrapt, gewijzigd en vermeerderd, waardoor de bruikbaarheid vergroot en het vertrouwen in de spaarbank ver hoogd moet worden.' Driehonderd ge wijzigde spaarboekjes werden besteld voor f 17,50 en de rest moest aan de uitgever worden teruggezonden. Geldkistje was wel genoeg Over de vraag waar kassier Van Leeuwen al het geld zou moeten bewa ren werd een vrij langdurige discussie gevoerd. Kassier leidde zelf dit onder werp in. Een safe huren vond hij erg lastig om dat men dan voor elk wissewasje naar de bank moest lopen. Dan was het beter een brandkast te kopen. Een geheel ge pantserde van f 600,- was de beste. Het zou niet veel moeite kosten om aan die f 600,- te komen. Men behoefde slechts 'eene rentelooze leening' onder de le den uit te schrijven in aandeeltjes van tien gulden, waarvan elk jaar een aantal zou worden uitgeloot met een premie aan een of twee van de uitgeloote stuk jes om het aangename met het nuttige te verbinden. Het leek leuk en eenvoudig, maar er kwam niets van in. Het bestuur besloot om de waardepa pieren te deponeren in de brandkast van het bestuurslid A. Ammerlaan 'mits deze daar niets op tegen had' en het overtollige kasgeld zodra mogelijk bij de Centrale Bank. Hét kasgeld kon dan door kassier bewaard worden in een ijzeren geldkistje, 'daartoe welwillend door de heer G. Lugtigheid tijdelijk afge staan'. Er was nog een moeilijkheid want de kassier 'brengt nog even in herinnering dat hij, om deze functie waar te nemen, de toestemming nodig heeft van de Ge deputeerde Staten van Z.-H. en van zijn Schoolbestuur. Hij deelt nog mede dat de Heer Claassen, Rijkstuinbouwleeraar te Boskoop, den Generaal-Directeur der afdeeling Landbouw op de hoogte zal stellen met den toestand der Bank en hem zal verzoeken zijn invloed aan te wenden bij genoemd College opdat deze goedgunstig over het verzoek zul len beschikken'. Men ziet van hoeveel

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 28