wmÊÊÊmmm
gelijke situatie te vermijden. Onderne
mingsraden zullen dit kunnen doen door
niet te vaak met standpunten naar bui
ten te treden vóórdat het overleg met
de directie heeft plaatsgevonden, maar
ruimte te laten voor overleg.
Een overlegvergadering is uiteindelijk,
zoals de naam zegt, bedoeld voor over
leg en niet voor het aanhoren van on
wrikbare standpunten.
Omgekeerd zullen directies er goed aan
doen om een ondernemingsraad in een
vroeg stadium in de beleidsvoorberei
ding te betrekken en de raad uitvoerig
te voorzien van alle informatie die deze
bij zijn oriëntatie en meningsvorming
nodig zal hebben.
Een dergelijke informatie zal niet alleen
de voordelen en positieve effecten van
een voorgenomen besluit moeten om
vatten maar ook de eventuele negatieve
gevolgen moeten aangeven en een af
weging mogelijk moeten maken tussen
ondernemingsbelangen en personeels
belangen.
Directies zouden in concrete gevallen,
wanneer advies of instemming moet
worden gevraagd aan een onderne
mingsraad, alle informatie dienen te
verstrekken, die ten grondslag heeft ge
legen aan hun eigen voorgenomen be
sluiten.
Door op een dergelijke wijze informatie
te verschaffen en een ondernemings
raad in een zo vroeg mogelijk stadium in
de beleidsvorming te betrekken, kan het
gevaar van polarisatie worden beperkt.
Ondernemingsraden krijgen zo immers
de gelegenheid om hetzelfde beoorde
lingsproces door te maken als directies.
Bovendien kan het overleg gevoerd
worden op basis van argumenten en is
er minder ruimte voor emoties en vóór
onderstellingen veroorzaakt door gebrek
aan informatie. In een dergelijke situatie
is er voor iedereen ook meer ruimte
voor verandering van standpunt.
Standpuntveranderingen op basis van
goede argumenten behoeven niet als
gezichtsverlies te worden ervaren en
zijn voor een ondernemingsraad ook
naar de achterban makkelijker verklaar
baar.
Ondernemingsraad en achterban
De relatie tussen de ondernemingsraad
en haar achterban speelt in het verte
genwoordigend overleg altijd een be
langrijke rol, maar vormt tevens een van
de grootste problemen voor een onder
nemingsraad.
Veel ondernemingsraadsleden beseffen
dat zij (een deel van) het personeel ver
tegenwoordigen, maar ervaren tegelij
kertijd dat degene die zij vertegenwoor
digen zich weinig betrokken voelen bij
het ondernemingsraadsgebeuren en
soms de ondernemingsraad niet serieus
nemen.
Het mag een schrale troost voor een on
dernemingsraadslid zijn, dat hij niet de
enige is die een dergelijke houding er
vaart.
In feite speelt dit vraagstuk ook bij vele
andere vormen van vertegenwoordiging
en vertegenwoordigend overleg (politie
ke partijen, vakorganisaties, verenigin
gen etc.).
De belangstelling voor het onderne-
mingsraadwerk verschilt van bedrijf tot
bedrijf en van situatie tot situatie maar
in zijn algemeenheid kan geconstateerd
worden dat er in een stabiel, goed lo
pend bedrijf nauwelijks sprake is van
een geïnteresseerde achterban.
Daardoor mist de ondernemingsraad de
mogelijkheid om meningen of stand
punten te toetsen en worden er ook
geen problemen of onderwerpen aange
reikt om in de ondernemingsraads- of
overlegvergadering te behandelen.
Zo gauw zich echter problemen binnen
de onderneming gaan voordoen of be
sluiten genomen worden met negatieve
gevolgen voor het personeel, dan blijkt
de achterban zich plotseling de onder
nemingsraad te herinneren en gaat zij
druk uitoefenen op de raad en haar indi
viduele leden.
Als extra probleem voor een onderne-
Op 6 november 1979, vlak nadat de hui
dige wet op de ondernemingsraden tot
stand was gekomen, stelde de regering
al weer een wijziging van deze wet voor.
Het wetsontwerp dat door de regering
Mr. B. J. Muller
Arbeidsverhoudingen
en Overlegzaken
aan de Tweede Kamer werd aangebo
den beoogt de medezeggenschap van
werknemers in kleine ondernemingen te
regelen, door oprichting van een onder
nemingsraad verplicht te stellen in on
dernemingen met 35 of meer perso
neelsleden. Daarnaast voorziet het
wetsontwerp in een medezeggen-
schapsregeling voor ondernemingen
met meer dan 10, en minder dan 35 per
soneelsleden.
Dit wetsontwerp is een aantal malen
(o.m. in het augustusnummer) in ons
maandblad aan de orde gesteld, waarbij
werd ingegaan op de diverse standpun
ten en reacties van werkgevers- en
werknemersorganisaties, alsmede op
het voorlopig verslag van de vaste
Tweede-Kamercommissie voor sociale
zaken en de standpunten welke daarbij
door de grootste politieke partijen wer
den ingenomen.
Inmiddels heeft de minister van sociale
zaken, te zamen met de staatssecretaris
van economische zaken, op het voorlo
pig verslag gereageerd.
Uit deze memorie van antwoord blijkt
dat de minister en zijn collega van eco
nomische zaken niet bereid zijn om het
wetsontwerp aan te passen aan de op
en aanmerkingen van de commissie.
Allereerst richtte de kritiek van de com
missie zich op de gekozen aanpak in het
wetsontwerp. Enkele partijen voelden
namelijk meer voor een aparte wette
lijke regeling voor ondernemingsraden
in kleine ondernemingen. Nu echter is
het de bedoeling om aan de wet een
uitgebreide uitzonderingsbepaling toe
te voegen onder handhaving van de hui
dige tekst.
Ook het voorstel om de bestuurder van
de onderneming deel te laten uitmaken