telandsontwikkeling. Het antwoord is
simpel: het ministerie heeft lange
wachttijden, want de Voltaanse over
heid heeft geen geld.
Opper-Volta is een arm land, één van de
toen armste in de wereld, en het jaar
lijks budget is bijna geheel opgebouwd
uit schenkingen en leningen die in het
kader van ontwikkelingshulp worden
gegeven door Europa en de USA.
Het is een land dat volkomen afhanke
lijk is van de landbouw, en voor een
land in de Sahelgordel betekent dat:
volkomen afhankelijk van buitenlandse
hulp. In Opper-Volta is er geen sprake
van welvarende tropische plantage
gewassen: geen koffie of cacao, geen
Rijpende gierst.
bananen of ananassen die naar rijkere
landen geëxporteerd kunnen worden.
Men verbouwt voor de eigen consump
tie, gierst en mais, een beetje rijst, wat
pinda's (waarvan de exportmarkt sinds
een paar jaar is ingestort) en katoen, het
enige gewas dat de boer aan wat geld
kan helpen. 95 van alle Voltanen
woont op het platteland en leeft van
wat zijn grond hem opbrengt. Over
schotten worden verkocht naar de
markt in de hoofdstad, en dat levert een
boer een jaarlijks geldinkomen van 115
gulden op. Geld dat meestal weer be
steed moet worden aan het aankopen
van extra voedsel aan het einde van het
seizoen, want het is tegenwoordig een
zeldzaamheid geworden dat een oogst
voldoende oplevert om er het hele jaar
door met je familie van te kunnen eten.
Droogte, te weinig regen, onvruchtbare
grond door erosie, overbeweiding, over
bevolking.
Kunstmest wordt bijna niet gebruikt, het
land wordt in de meeste gevallen nog
met de hand bewerkt omdat zelfs een
eenvoudig ploegje met twee ossen er
voor betekent dat je 7 jaar lang vastzit
aan een kredietaflossing van 150 gulden
per jaar... In een 'goed' jaar is dat be
drag voor een modale boer nog wel op
te brengen, maar in de uiterst marginale
situatie waarin hij zich bevindt kan een
kleine gebeurtenis al zorgen voor een
rampjaar: een ziek kind dat naar de ver
pleger moet en dat misschien wel voor
20 gulden medicijnen nodig heeft; een
regentijd die te laat begint waardoor het
eerste zaaisel in de grond verdroogt en
wat het nodig maakt de laatste voedsel
reserves als zaaigoed te gebruiken.
Minimale speelruimte
Het is voor een Nederlander bijna niet
mogelijk zich voor te stellen hoe mini
maal de speelruimte van een Voltaan is.
Hij is volkomen afhankelijk van de re
gens, en komen die te laat of valt er te
weinig regen, dan kan hij geen kant
meer op. De risicospreiding die een Ne
derlandse boer zich kan permitteren is
er voor hem niet bij. In het uiterste geval
kan hij een geit of een schaap verkopen,
wat hem een paar schamele tientjes op
zal brengen, nauwelijks genoeg om een
zak gierst te betalen. Of hij kan zijn toe
vlucht nemen tot het offeren van een
kip, in de hoop dat de voorouders daar
door zijn voorspraak willen zijn bij Wen-
dé, de Almachtige.
Opper-Volta mag een arm land zijn qua
grondstoffen en landbouwopbrengsten,
het is ook een land dat nog zeer rijk is
aan tradities. Van een diepgaande wes
terse invloed op de cultuur is eigenlijk
nog maar weinig sprake.
Ik ga dan even voorbij aan
het feit dat er in elk
dorpje wel Bravoltabier en
Coca-cola te signaleren
vallen, maar doel meer
op het aantal mensen dat
nog volgens traditionele
patronen leeft en denkt.
Slechts ongeveer 4 van
alle Voltanen is christen.
Geen succes voor
de jarenlange
inspanningen van de
Franse missionarissen
Het percentage moslims
bedraagt een 25 a 30 en
dit schijnt de laatste jaren
te stijgen, waarschijnlijk
niet in het minst doordat een aantal be
langrijke nationale figuren ook vooraan
staande moslims zijn: president San-
goulé Lamizana, maar ook de grootste
aannemer van het land, Oumarou Kana-
zoé en de Moro Naaba, de koning van
de Mossi's, de belangrijkste stam in Op
per-Volta.
Maar twee derde van de Voltaanse be
volking is animist. Deze term te vertalen
met 'heidens' zou niet juist zijn; het gaat
in feite om het aanhangen van de tradi
tionele godsdienst waarbij men één op
perwezen, één god erkent. Maar dit is
een god die zich op allerlei wijzen en in
allerlei dingen manifesteert, zodat het
voor een buitenstaander lijkt op poly
theïsme. Er zijn heilige bomen, heilige
bosjes, heilige vissen en heilige kroko
dillen, er zijn boze en goede geesten,
sommige voorouders zijn zó geïdeali
seerd dat ze met God worden geïdentifi
ceerd. Ziektes worden toegeschreven
aan een rechtstreeks ingrijpen van God,
ofwel ze zijn te wijten aan onachtzaam
heid jegens een eerbiedwaardige voor
ouder of een beledigde boomgeest.
De relatie met God is een zeer persoon
lijke, omdat die steeds wordt onderhou
den via de bemiddeling van familieleden-
die dichter bij God staan. Het is daarom
ook dat elke familie haar eigen huisal
taartje heeft waar men kippen offert en
dolo (gierstebier) plengt. Immers, als de
oorzaak van een ziekte of ander onheil
ligt bij onwilligheid van geesten of voor
ouders moeten zij door zoenoffers wel
willend gestemd worden; en ook bij
Buurvrouw Alizeta met haar zoontje
Malick.
voorspoed worden daar de voorouders
bedankt voor hun voorspraak.
Op deze manier is religie een familie
aangelegenheid; slechts in uitzonde
ringsgevallen hoeft men een beroep te
doen op priesters of oudsten die buiten
de eigen familie staan. Dit is eigenlijk
alleen het geval bij zaken die het ge
hele dorp betreffen zoals huwelijken,
initiatieriten of een gezamenlijke onder
neming als een dorpsput.
Zelfvoorzienend
De traditionele manier waarop het over
grote deel van de Voltaanse plattelands
bevolking leeft is in de meeste opzich
ten zelfvoorzienend.
Men woont in 'concessions', complexen
van hutten die aan één familie toebeho
ren. Deze concessies zijn in een cirkel
vorm gebouwd en ommuurd; binnen die
vervolg op pagina 22