raming van buitenlands bezit aan nederlandse obligaties Een belangrijk deel - 22 - van de Nederlandse obligaties is in handen van het buitenland. Dat is op zich zelf beschouwd een positief gege ven, want het illustreert het ver trouwen van het buitenland in de gulden. Maar dit gegeven kan ook omslaan in een bedreiging die ingrij pende gevolgen kan hebben voor onze nationale economie. Stel dat, door welke oorzaak dan ook, plot seling een massale verkoop door buitenlanders van in hun bezit zijn de Nederlandse guldenobligaties zou plaatsvinden. Op de kapitaal markt zal dan een forse koersdaling van obligaties kunnen optreden, hetgeen een stijging van de kapi taalmarktrente zal inhouden. Na verkoop zal men de guldenop brengst in andere valuta willen om zetten, waardoor de koers van de gulden bij een dergelijke sterke ver groting van het guldensaanbod zal dalen. De Nederlandsche Bank moet dan steunaankopen van gul dens verrichten, zodat een flinke verkrapping van de geldmarkt zou ontstaan. Daardoor zou de geld marktrente met flinke sprongen kunnen stijgen, waarvan vervolgens weer extra prikkels voor een verde re stijging van de kapitaalmarktren te zouden uitgaan. Het is dus belangrijk om een indruk te krijgen van de omvang van het buiten lands bezit aan guldensobligaties. Hier voor is over een reeks van jaren nage gaan welke verkopen en aankopen er via de beurs hebben plaatsgevonden. Het is daarbij opvallend dat zowel in 1970 als in 1977 een belangrijke stijging in de verkopen van obligaties aan het buitenland plaatsvond, waarvan het ni veau in de daaropvolgende jaren kon worden gehandhaafd. Om een indruk te krijgen hoe groot die stijging was, kun nen we 1970 vergelijken met het jaar daarvoor. In 1969 werd voor f0,7 mil jard verkocht tegen f2,1 miljard in 1970. Voor het grootste deel werd deze toename veroorzaakt door de gestegen verkopen van Nederlandse obligaties aan Zwitserse ingezetenen. In 1977, toen er een nieuwe hausse kwam, stegen de verkopen van f2,3 miljard (1976) tot f6,6 miljard. De oor zaak daarvan lag zowel bij de aankopen H. J. G. Meijer Algemeen Economisch Onderzoek door Zwitserland als door West-Duits- land. Een belangrijk deel van de West- duitse aankopen is daarna echter weer teruggekocht. Aangezien in de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde gegevens pas vanaf 1967 onderscheid wordt gemaakt in obligaties en aandelen, kan het bedrag dat het buitenland aan guldensobliga ties heeft gekocht slechts tot dat jaar worden teruggerekend. Wanneer we de jaren die sindsdien zijn verstreken op een rijtje zetten, dan zien we dat de f 0,3 en f0,4 miljard, waarvoor in 1967 en 1968 Nederlandse obligaties aan het buitenland werden verkocht, in het niet raken bij de f 8,5 miljard van 1979. Gegeven de geringe verkoopresultaten tot 1967/68 is de fout die ontstaat door het huidige bezit te berekenen aan de hand van de aan- en verkopen vanaf 1967 niet al te groot. Vermindert men het bedrag waarvoor in het beursverkeer Nederlandse obligaties aan het buitenland werden verkocht met de terugkopen van het buitenland, dan kan de volgende tabel worden op gesteld voor de periode van 1967 tot midden 1980. (xf1 miljard) Zwitserland 10,1 België/Luxemburg 2,6 Nederlandse Antillen 2,0 West-Duitsland 1,2 Groot-Brittannië 0,8 Frankrijk 0,4 Japan 0,1 Verenigde Staten - 0,2 Overigelanden 1,5 Totaal 18,3 Bron: Kwartaalbericht DNB Meer dan de helft van de toename van het buitenlands bezit aan Nederlandse obligaties komt voor rekening van Zwit serland. Maar dat betekent niet dat deze obligaties ook helemaal in handen zijn van Zwitsers. Want, bepalend voor de geografische indeling is niet de nationa liteit van de koper of verkoper, maar het zogenaamde deviezen-ingezetenen- schap. In het voorgaande is uitsluitend gelet op aan- en verkopen in het beursverkeer. Bepalend voor de omvang van het bezit zijn echter ook emissies in het buiten land, onderhandse plaatsingen en aflos singen op obligaties. Hiermee waren in de periode 1967 tot en met het tweede kwartaal van 1980 de volgende bedra gen gemoeid: (xfl miljard) Emissies in het buitenland Onderhandse plaatsingen Aflossingen Totaal 4,2 5,5 7,9 1,8 Bij de eerste twee categorieën moeten echter enkele kanttekeningen worden geplaatst. Slechts een klein deel van de emissies in het buitenland luidt in guldens en bij de onderhandse plaatsingen nemen de zogenaamde notes een belangrijke plaats in, maar de verhandelbaarheid hiervan is beperkt en bovendien worden niet alle notes in guldens uitgegeven. Er is dus alle reden om deze twee rubrie ken buiten beschouwing te laten bij de berekening van het buitenlandse obliga- tiebezit. De aflossingen op in het buiten land geëmitteerde en onderhands ge plaatste obligaties zijn echter wel opge nomen in het totale aflossingsbedrag van f7,9 miljard (zie tabel), zodat daar op een correctie moet worden toege past. Uit vergelijking van de voorhanden zijnde statistieken kan worden afgeleid dat in de beschouwde periode voor f 2,5 miljard aan notes is afgelost. Het gecor rigeerde aflossingsbedrag wordt dan f5,4 miljard (f7,9 min f2,5 miljard) en het buitenlands bezit aan guldensobli gaties derhalve f 12,9 miljard (f 18,3 min f 5,4 miljard). Zetten we dit af tegen het totale bedrag aan geëmitteerde obliga ties sedert 1967 van f58,8 miljard, dan impliceert dit dat 22 hiervan in bui tenlandse handen is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 17