matige stijging zich in een iets gematig
der tempo voortgezet. De contractuele
gezinsspaarquote is gestegen van 7,6
(van het beschikbaar gezinsinkomen) in
1970 naar 10,5 in 1979. In 1975 was
er een (eenmalige) piek waar te nemen
die ongetwijfeld samenhing met de
toenmalige (maar kortstondige) werking
van de koopsompolissen.
De vrije gezinsspaarquote lag in de ja
ren 1970 tot en met 1974 op een niveau
van ongeveer 7 waarna in 1975 een
halvering plaatsvond. Deze spaarquote
is sindsdien gestaag gedaald, waarbij in
1979 een niveau van slechts 0,9 res
teerde.
Nadere beschouwing van de vrije ge- j
zinsbesparingen brengt een opmerkelijk
samengaan aan het licht tussen de
groei van het beschikbaar inkomen en
de vrije gezinsspaarquote. Overigens
geldt dit ook voor de totale gezinsbe- j
sparingen, als rekening wordt gehouden
met een ietwat versluierende werking
van de trendmatig stijgende contractue
le besparingen waarvan we boven ge
wag maakten. In elk geval blijkt uit het
verloop van de vrije gezinsbesparingen
dat een verandering in de groei van het
beschikbaar inkomen, zowel vóór als na
de breuklijn in 1975, gepaard gaat met
een gelijk gerichte verandering in de
spaarquote. Als de groeivoet van het
beschikbaar inkomen stijgt, dan stijgt
eveneens de spaarquote. Daalt de
groeivoet, dan daalt ook de spaarquote.
Dit verband tussen groeivoet en spaar
quote houdt een bevestiging in van de
theorie, dat (gezins-)huishoudingen hun
bestedingsniveau baseren op de ver
wachte ontwikkeling van hun inkomen.
Daarbij wordt er dan van uitgegaan, dat
die verwachting grotendeels wordt be
paald door de achterliggende inkomens
ontwikkeling. Een vertraging in de groei
van het inkomen betekent dan dat de
bestedingen verhoudingsgewijs te hoog
uitvallen.
Uitgaande van het bovenstaande kan j
worden geconcludeerd, dat een mati
ging van de groei van het beschikbaar
inkomen via loonmatiging in eerste in
stantie leidt tot een verlaging van de
vrije gezinsspaarquote, waar de trend-
matige stijging van de contractuele be
sparingen waarschijnlijk niet tegenop
weegt.
De ontwikkeling van de nationale spaar- j
quote zal derhalve op korte termijn al
leen kunnen verbeteren als loonmati
ging de spaarmogelijkheden van de
overheid en het bedrijfsleven in vol
doende mate ten goede komt. Voor de
bedrijven moet in dat verband worden
bedacht dat loonmatiging ook de groei
van de bestedingen van de gezinnen
aantast. Het zal dan van de mate waarin
de kostendaling voor het bedrijfsleven
opweegt tegen de stagnerende binnen
landse afzetmogelijkheden afhangen in
hoeverre de winsten en daardoor de be
sparingen van bedrijven zullen verbete-
Met ontsteltenis namen wij op donder
dagmorgen 4 december kennis van het
plotseling overlijden van de heer H. te
Kolsté, oud-onderdirecteur van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank,
op de leeftijd van 79 jaar.
De heer Te Kolsté heeft van 1923 tot
1966 in dienst van de Centrale Bank een
voortreffelijke rol in onze organisatie
vervuld.
De ouderen in de organisatie zullen zich
ongetwijfeld herinneren de jaren na de
Tweede Wereldoorlog, waarin de heer
Te Kolsté eerst onder leiding, en later
als opvolger, van de heren Visser, Hen-
driksen en Schröder de zogenaamde
buiten- en binnendienst van de Inspec
tie opbouwde.
Hij had een actief en leidend aandeel in
de snelle en voorspoedige groei van de
Raiffeisenorganisatie vóór de fusie van
de twee Centrale Banken. Hij hield zich
daarbij in het bijzonder bezig met zaken
als planning, vestigingsontwikkeling,
personeelsbeleid en fusies van lokale
banken.
Geheel zijn hart ging uit naar het wel en
wee van de aangesloten banken. Met
zijn jarenlange ervaring was hij voor
deze banken een grote steun.
ren. Daarnaast is de mate waarin loon
matiging de concurrentiepositie van het
Nederlandse bedrijfsleven kan verbete
ren van grote betekenis. Voor de over-
heidsbesparingen wordt blijkens de Mil-
joenennote vooral een toenemende
spaarmogelijkheid verwacht uit hoofde
van een terugdringing van het beslag
van de overdrachtsinkomens waartoe
de loonmatiging leidt.
Persoonlijk herinner ik mij nog heel
goed hoe een overtuigd en krachtig
pleitbezorger voor de lokale banken hij
kon zijn in de vergaderingen van het Be
stuur en de Directie van de Centrale
Bank.
Nimmer ging hij moeilijke zaken uit de
weg. Hij sprak duidelijke taal en hield
niet van omwegen. Steeds stond 'de
mens' in zijn denken en handelen voor
op. Hij kende als weinigen zo grondig de
lokale banken en hun bestuurders en di
recteuren - en zij hém.
Hoezeer de heer Te Kolsté in de organi
satie werd gewaardeerd, blijkt bijvoor
beeld uit het feit, dat ook na zijn pensio
nering in 1966, veel aangesloten banken
hem bij jubilea en openingen uitnodig
den. Als het even kon, gaf hij er aan ge
hoor, want zijn belangstelling voor het
gebeuren in de organisatie bleef groot.
De organisatie is hem veel dank ver
schuldigd.
Velen bewaren een bijzondere herinne
ring aan deze sympathieke en in meer
dan één opzicht sportieve man met zijn
rijzige en krachtige gestalte. Moge dit
voor zijn vrouw en kinderen een troost
zijn bij dit grote verlies.
T. J. Jansen Schoonhoven
Gelet op de complexe 'inverdieneffec
ten' lijkt het ondanks loonmatiging toch
nog een lange weg naar verbetering van
de nationale bestedingsstructuur. Ook
de gezamenlijke banken zullen in dit
verband het nodige geduld moeten
oefenen alvorens de gewenste toevloed
van toevertrouwde (spaar-)middelen
weer op gang komt.