wob wob vervolg wob om een studie naar de vraag of het wenselijk en praktisch mogelijk is om de belastingheffing te zuiveren van onge rechtigheden ten gevolge van de geld ontwaarding - met de resultaten van zijn arbeid op de proppen. Dat onder zoek was natuurlijk een volstrekt legitie me zaak. Elk middel om de hardnekkige inflatiespiraal te bedwingen moet im mers worden bekeken. Welnu, op zijn speurtocht naar wense lijkheden en mogelijkheden kwam Hof- stra ook terecht bij de fiscale aftrekbaar heid van en de belastingheffing over rentes. Hofstra redeneerde dat rente niet alleen een vergoeding was voor het beschikbaar stellen van geld, maar te vens voor de aantasting door de geld ontwaarding van het schuldbedrag. En geheel in lijn met zijn opdracht con cludeerde hij dat het laatste derhalve buiten de belastingsfeer zou moeten blijven, met als gevolg dat het deel van de rente-inkomsten dat fiscaal vrij wordt en dat deel van de betaalde rente, dat niet langer aftrekbaar is, groter zal zijn naarmate de inflatie hoger is. De boot was goed aan, toen bleek dat Hofstra deze binnen het kader van zijn opdracht gekoesterde rechtlijnige ge dachte doortrok naar de hypotheekren te. Vervolgens ontspon zich een politie ke discussie tussen de 'rekkelijken', zo als de WD, die vonden dat de hypo theekrente buiten schot moest blijven, gezien de gevolgen die een en ander voor het eigen woningbezit kon hebben en de ook weer niet allemaal even 'pre- ciezen', zoals de PvdA, D'66 en CDA, die deze bui wel zagen hangen, maar die - met alle onderlinge verschillen over de vraag tot welke grens - vonden dat deze rente nog maar tot een bepaald bedrag aan hypotheek aftrekbaar mocht zijn. Die discussie, voortgezet door WD- en CDA-ministers in het huidige kabinet, heeft er toe geleid dat nu wordt voorge steld de hypotheekrente vanaf een be drag van 540 000 gulden beperkt aftrek baar te maken. Wie de hoogte van dit bedrag, dat straks ook nog gekoppeld zal zijn aan de stijging van de bouwkosten, beziet te gen de achtergrond van Hofstras ge dachten over een inflatieneutrale belas tingheffing, kan zich moeilijk aan de in druk onttrekken dat de regering een werkelijke keuze op dat punt heeft wil len ontlopen. Weliswaar is de grote meerderheid van de woningbezitters te recht ontzien, omdat doorvoering van Hofstra's ideeën op het stuk van de hy potheekrenteaftrek, alle overgangsrege lingen en dergelijke ten spijt, maat schappelijk zoveel overhoop zou halen, dat het middel erger is dan de kwaal. Toch was het misschien eleganter ge weest als men dit gewoon volmondig erkend had, met als consequentie dat er ten aanzien van de hypotheekrente aftrek helemaal niets zou gebeuren. Want nu is een al heel lang gehuldigd principe, dat alles te maken heeft met bevordering van eigen woningbezit, waar alle regeringen, zeker vanaf de oorlog, van harte voor waren, doorbro ken. Dat kan kwalijke gevolgen hebben, omdat nu niet te overzien is of dit prece dent kan leiden tot een toekomstige be nedenwaartse bijstelling van de geïn dexeerde 540 000-guldengrens. Jammer, omdat dit een stukje nieuwe onzekerheid en onduidelijkheid in kan houden voor grote groepen, die met de financiering van hun woning tot aan de rand van het mogelijke zijn gegaan, en wier inkomen - en inkomensverwach ting - in belangrijke mate mede door de hypotheekrenteaftrek wordt bepaald. HET LEI WERD 40 JAAR Eind vorige maand vierde het Land- bouw-Economisch Instituut, in de wan deling het LEI geheten, zijn 40-jarig be staan. Een gebeurtenis waar onze orga nisatie op passende wijze bij vertegen woordigd was. Zo was er door de cen trale bank een flinke delegatie afgevaar digd naar het Haagse Congresgebouw om deel te nemen aan een speciaal ter gelegenheid van dit jubileum gehouden symposium. Dr. W. F. Duisenberg, de vice-voorzitter van onze hoofddirectie hield daar een inleiding over Europa, het EMS en de perspectieven voor verdere Europese samenwerking. Een onder werp dat bij uitstek van belang is voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Dui senberg pleitte voor stabielere wissel koersen in Europa. Hij zei dat het Euro pese Monetaire Stelsel tot dusverre weliswaar bevredigend heeft gewerkt, maar dat dit toch eigenlijk toeval is. De Europese landen die aan het EMS mee doen moeten er nog harder aan gaan werken om de rust aan het valutafront te behouden. Daarvoor is een nog sterkere coördina tie van de Europese economische poli tiek op alle terreinen nodig. De link leg gend met de land- en tuinbouw, hield Duisenberg zijn gehoor voor: 'in weinig sectoren van onze economie is men zich zozeer bewust van de betekenis van stabiele koersen, als in land- en tuin- bouwkringen. Daarzonder zou het bouwwerk van de gemeenschappelijke landbouwmarkt weinig hecht blijken.' Terug naar het LEI zelf. Het belang van dit instituut voor de Nederlandse land en tuinbouw kan moeilijk overschat worden. De onderzoekingen die het ten behoeve van de overheid en van het be drijfsleven in de 40 jaar van zijn bestaan heeft verricht hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de positie die de Nederlandse land- en tuinbouw in neemt. En ook de visserij in ons land profiteert van de kennis die door het LEI wordt verzameld en omgezet in aanbe velingen aan de minister van Landbouw en Visserij en aan de ondernemers in deze sector. Voor deze bedrijfstak is het een belangrijke steun in de rug bij het overwinnen van de huidige moeilijkhe den. De eerste contacten tussen onze coöpe ratieve organisatie en het LEI hadden betrekking op financieringsonderzoeken die het LEI t.b.v. de land- en tuinbouw deed. En ook in deze tijd is dit instituut op dat terrein nog steeds actief. In de loop van de jaren is op tal van terreinen een uitstekende relatie tussen onze organisatie en het LEI opgebouwd. Wij hebben er alle vertrouwen in dat dit zo zal blijven. De Rabobankorganisatie en het LEI hebben elkaar nodig in het be lang van de agrarische sector, waaraan wij beide dienstbaar zijn. Wij willen op deze plaats het LEI en zijn medewerkers nog eens feliciteren met de veertigste verjaardag. In één van de volgende nummers van ons maandblad zullen wij op een andere plaats uitvoeriger de schijnwerper op dit onderzoeksinstituut richten. LOONMATIGING EN BESPARINGEN In de Miljoenennota 1981 worden als kenmerken van onze verzwakte econo mie te geringe investeringen en te grote consumptie genoemd. Er kan derhalve van een ongunstige bestedingsstructuur worden gesproken. Het spiegelbeeld van deze situatie wordt gevormd door een te lage spaarquote (besparingen in van het nationaal inkomen). In dit ver band lijkt het gerechtigd de vraag te stellen in hoeverre de door de regering opgelegde loonmatiging een rem op de besparingen kan betekenen. In de ontwikkeling van de laatste 20 jaar laat de nationale spaarquote een breek punt zien in 1975. In de periode van 1961 tot en met 1974 was de spaarquo te nagenoeg constant op een niveau van 20%. Van 1974 op 1975 vond er een terugval plaats naar een niveau van 15%. Sindsdien is de daling geleidelijk verder gegaan tot ongeveer 12 in 1980. Deze ontwikkeling moet worden toegeschreven aan het verloop van zo wel de gezins- en bedrijfsbesparingen als de overheidsbesparingen. Als we ons voorshands beperken tot de gezinsbesparingen, dan moet een on derscheid worden gemaakt tussen de besparingen van de gezinnen via pensi oenfondsen en levensverzekeringsmaat schappijen (de zogenaamde contractue le besparingen) en de overige ('vrije') gezinsbesparingen. De contractuele be sparingen zijn met name in de zestiger jaren sterk toegenomen. In de zeventiger jaren heeft deze trend-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 6