tussen wal en chip
prijzen van apparatuur, de opkomst van
kleinere computersystemen en de mo
gelijkheden om softwarebureaus in te
schakelen om doelgerichte programma
tuur te ontwikkelen, zijn deze in toene
mende mate in staat om hun admini
stratie te automatiseren. Automatise
ring zal ook bij de verwerking van niet-
nummerieke informatie een steeds be
langrijker rol gaan spelen. Daarbij valt
vooral te denken aan het toenemend
gebruik van aan mini- en microcompu
tersystemen gekoppelde schrijfmachi
nes voor tekstverwerking. Ook binnen
grotere administratieve organisaties zal
zich een decentralisatie van de gege
vensverwerking doorzetten teneinde
deze zo dicht mogelijk te brengen bij de
uiteindelijke gebruikers. De stagnerende
economie en de scherpe prijsdalingen
van de toepassingen van de micro-elek-
tronica zullen als sterke katalysatoren
optreden om de technologische opmars
te bevorderen.
Het lijkt dan haast onvermijdelijk dat
een zekere stabilisering van het aantal
(dure) arbeidsplaatsen in de administra
tieve sector plaats zal vinden. Er moet
daarnaast worden gewezen op andere
factoren dan technologische vernieu
wingen voor wat betreft de toekomstige
ontwikkelingen.
De vermaatschappelijking van de orga
nisatie, zoals die de laatste jaren zicht
baar werd, zal in de toekomst extra im
pulsen krijgen. De behoeften en vraag
stukken van de samenleving als geheel
worden in toenemende mate bepalend
voor de doelstellingen van de onderne
ming en voor de voorwaarden, waaron
der de onderneming moet functioneren.
Deze hebben betrekking op economi
sche processen, op veranderingen in
waarden, opvattingen, houdingen ten
opzichte van arbeid, gezag en verdeling
van opbrengsten en lasten.
In dit verband lijken nieuwe opvattingen
over arbeid en loopbaan van groot be
lang. De beleving van de arbeidstijd lijkt
in toenemende mate deel uit te gaan
maken van de beleving van de kwaliteit
van het bestaan. Dit betekent dat arbeid
als één van de componenten van een le
vens- of welzijnssituatie wordt ervaren.
Er valt daarnaast een tendentie te con
stateren dat medewerkers zich genuan
ceerder opstellen ten opzichte van
arbeid en loopbaan. Er is een toenemen
de belangstelling voor deeltijd- en tijde
lijke arbeid. De behoefte aan participatie
in de beleidsvoering van het bedrijfson
derdeel, waaraan men als medewerker
is verbonden, lijkt betekenisvol. Deze
ontwikkeling is een logische tegenhan
ger van het beroep op de persoonlijke
bekwaamheden, die in toenemende
mate voor een goede functievervulling
(ondermeer door de automatisering)
wordt gesteld. Ook in andere sectoren
van de maatschappij dan die van de be
drijfsorganisaties, tekenen zich tenden
ties af die wijzen op een sterk toene
mende inspraakbehoefte.
Op het gebied van de organisatie van
het werk en de samenwerking worden
de beginselen van het hiërarchisch ge
zag en bureaucratische taakverdeling
gerelativeerd. Ontplooiingsmogelijkhe
den binnen de werksituatie worden
meer naar eigen inzicht en behoefte in
gevuld.
Sociaal beleid
Naar het zich laat aanzien zal het per
spectief van de voortgaande automati
sering in ondernemingen in de uitwer
king niet zonder meer samenvallen met
de keuzen van de bovenstaande sociale
en culturele veranderingstendenties.
Om een harmonische en evenwichtige
ontwikkeling alsnog mogelijk te berei
ken, zal een automatiseringsbeleid
moeten worden gevormd en uitgewerkt,
dat zich in eerste instantie richt op de
sociaal-organisatorische kaders, waar
binnen de nieuwe technologie moet
gaan worden toegepast.
Enkele argumenten kunnen deze stelling
onderbouwen. Wanneer technische ver
anderingen in organisaties pas in een
vergevorderd stadium op hun sociaal-
organisatorische mérites worden beoor
deeld, dan krijgt het sociaal beleid daar
door onvermijdelijk een aanpassend ka
rakter. Dit strookt niet met het uitgangs
punt dat het sociaal beleid integraal
deel uit maakt van het totale onderne
mingsbeleid.
Toepassing van een nieuwe technologie
vereist de verwerving van nieuwe ken
nis en kunde van de organisatie of het
organisatie-onderdeel dat haar toepast.
Bepaalde functies komen te vervallen,
nieuwe worden toegevoegd. Mensen
zullen zich in hun werk moeten gaan
aanpassen. Structuren zullen moeten
worden vernieuwd en machtsconcen
traties zullen verschuiven. Bedacht
moet worden dat de hiervoor noodzake
lijke sociaal-psychologische innovaties
zich in een veel trager tempo voltrekken
dan de technische innovaties. De socia
le kant van de zaak vormt nagenoeg
steeds de flessehals van het gehele ver
anderingsproces en moet daarom in een
zo vroeg mogelijk stadium worden on
derkend en meegenomen.
Sociaal beleid heeft betrekking op het
algemene kader, waarbinnen de ar
beidsverhoudingen en de arbeids
omstandigheden van (groepen van) per
soneelsleden vorm krijgen en zich ont
wikkelen. Door haar open karakter is het
sociaal beleid in zekere zin tijdsgebon
den en evolueert mee met de verande
rende maatschappelijke opvattingen, al
thans met de visie daarop van het ma
nagement dat het sociaal beleid formu
leert en vaststelt.
Dit leidt tot de conclusie dat er slechts
dan sprake kan zijn van sociale beheer
sing van technologische ontwikkeling,
wanneer er bewustzijn en eenstemmig
heid over de maatschappelijke toe
komst bestaat. Dit lijkt van de leiding
van bedrijven te veel gevraagd. In het
automatiseringsbeleid moet daarom het
accent liggen op de vormgeving van de
kaders en structuren waarbinnen de be
sluitvorming omtrent de automatise
ringsontwikkeling plaatsvindt. Belangrij
ke elementen daarbij zijn de verschillen
de aspecten van de automatisering, de
niveaus waarop de problematiek zich
concentreert en de posities van de be
trokkenen (zoals management, OR, per
soneelsleden, maar ook vakbeweging,
overheid, etc.).
Zo zal de besluitvorming over de werk
gelegenheidsontwikkeling of over het
privacy-vraagstuk op een ander niveau
en met andere betrokkenen plaatsvin
den dan bij een vraagstuk over de kwali
teit van de arbeid. De werkgelegen-
heidsproblematiek wordt steeds meer
als een nationale, of zelfs internationale
aangelegenheid beschouwd, waarbij de
wetgever (sociale zekerheid) en de poli
tieke beleidsvormers zijn betrokken
(loonvorming, stimuleringsmaatregelen
voor algemene economie, bedrijfstak,
exportpositie e.d.). Privacy is een cul
tuurgoed, dat de maatschappij in haar
totaliteit aangaat. De kwaliteit van de
arbeid daarentegen betreft veelal een
subjectieve beleving, welke individuen,
groepen van werkers of hun vertegen
woordigers (vakbonden, OR) aangaat.
De pluriforme problematiek zal haar ei
gen pluriforme oplossingen krijgen, in
die vormen, op die tijdstippen en binnen
die kaders, als door de problematiek zelf
zal worden gesteld. Misschien daarom
biedt de gedachte aan een uniform,
alles omvattend automatiseringsbeleid
voor de komende jaren geen realistisch
perspectief. Deze gedachte is ook strij
dig met het open karakter van het soci
aal beleid dat bij voortduring onderhevig
moet zijn aan impulsen vanuit de orga
nisatie en de maatschappij. Bovendien
lijkt de ontwikkeling van een zodanig
beleid op dit moment geen haalbare
kaart, omdat het nagenoeg nog volledig
ontbreekt aan instrumenten en criteria
om tot een concrete invulling van het
sociaal beleid op alle met de automati
seringsontwikkeling gemoeide beleids
terreinen te komen.
Dit laatste houdt een belangrijke taak
opdracht in voor de sociale beleidsvor
mers. De technologische ontwikkeling
zal niet moeten worden tegengegaan,
maar juist tegemoet moeten worden
getreden. Deze beleidsvormers dragen
verantwoordelijkheid om voldoende so
ciale doelstellingen te ontwikkelen ge
accepteerd te krijgen en operationeel te
maken, zodat deze integraal deel zullen
gaan uitmaken van de systeemontwer
pen. De opvatting dat sociaal beleid uit
sluitend niet of nauwelijks grijpbare en
operationele uitspraken en criteria om
vat, zal moeten worden uitgebannen.
Nu al zullen die beleidsvormers als fok-
kemaat belangrijk werk kunnen verrich
ten teneinde de chip de wal te doen ke
ren.