tige bedrijven, die vrij groot 1,5 ha)
en modern zijn en die door energieke
ondernemers geleid worden. Daarnaast
zullen er de achterblijvers zijn, b.v. de
kleinere, verouderde bedrijven, die vaak
al een tegenvallende rentabiliteit heb
ben en waar zelfs met energiebesparing
maar beperkte mogelijkheden zijn, voor
al als het ondernemerschap matig of
zwak is. Tussen die twee, de koplopers
en de achterblijvers, ligt de 'modale'
groep, die de grootste groep van de be
drijfstak vormen; redelijk modern en
met degelijke ondernemers. Zij komen
uiteindelijk voor de keuze: óf dure inves
teringen, óf drastisch aanpassen van het
produktiepatroon.
Zo'n indeling in drie groepen is natuur
lijk maar zeer globaal. Je kunt natuurlijk
veel verder gaan met je analyse. Dat zal
ook wel moeten ook, vooral om als bank
een goed houvast te krijgen bij financie-
ringsaanvragen. Net als die ornitholoog
die de oorzaken van een opzienbarende
verlegging van de trekroute van migre
rende vogels tracht op te sporen, moet
je daarvoor in de financiële ins and outs
van de glastuinbouw duiken. Dat is na
tuurlijk ook ons terrein, maar eenvoudig
is het niet. Zoveel is al wel duidelijk, dat
de beoordelingscriteria voor het ene be
drijf anders liggen dan voor het andere.
Inkomen en omzet zijn natuurlijk be
langrijk, net als inkomen en solvabiliteit.
Maar goed beschouwd gaat het om de
relatie tussen die grootheden. Een rela
tie waarin de produktieomstandigheden
een grote rot spelen: de grootte, de ou
derdom, het niveau van modernisering,
het teeltplan. Goede beoordeling is een
kunst, want een tekort aan 'punten' op
het ene vlak kan soms gecompenseerd
worden door een overschot op het an
dere. Soms, want over blijven de grens
gevallen, waar een beslissing van wel of
niet goedkeuren van een financierings-
aanvraag op goed 'aanvoelen' neer
komt. Ook dat is een kunst!
De gemaakte financieel-economische
analyses kunnen in ieder geval een goed
hulpmiddel bij de beoordeling zijn. Maar
uiteindelijk blijft ook deze financiering
maatwerk; er zijn geen 'gemiddelde' be
drijven in de glastuinbouw. Maatwerk,
waarbij een Rabobank als coöperatieve
bank open moet kunnen staan voor de
sociale aspecten van een aanvrager. Na
tuurlijk is daar een grens aan: de finan
ciering moet ook bancair verantwoord
zijn, maar een ondernemer laten wij niet
zomaar vallen!
Alle bedrijfseconomische reken
werk neemt niet weg, dat de cen
trale factor bij de beoordeling de
ondernemer zelf is. Diens vakmanschap
en ondernemerschap is de spil waar het
bedrijf om draait. Objectieve beoorde
ling van die eigenschappen is verre van
eenvoudig. In de glastuinbouw is alge
meen gesproken het vakmanschap
goed tot zelfs zeer goed. Het is echter
mogelijk dat een ondernemer met 4000
m2 glas goede resultaten behaalt, maar
met 8000 m2 in de problemen komt.
Wat is de minimale, optimale en maxi
male bedrijfsgrootte? Dat is veel minder
gemakkelijk te zeggen dan het lijkt: het
hangt sterk af van de capaciteiten van
de ondernemer zelf, de beslissingen die
hij neemt hebben een grote invloed. Het
oordeel zal ook anders uitvallen al naar
gelang de teelt waarop het bedrijf zich
richt: groente- of snijbloementeelt ver
schilt b.v. nogal wat van potplanten
teelt.
Onze ervaring met probleemgevallen
wijst erop dat het ondernemerschap
nogal eens het kardinale knelpunt blijkt
te zijn. De eisen, aan het ondernemer
schap te stellen, stijgen meer dan even
redig met de bedrijfsomvang, maar kun
nen ook verschillen al naar gelang de
produktiestructuur, zelfs als hetzelfde
areaal glas in gebruik is. Ook hier is de
beoordeling weer nauwelijks objectief
te maken, maar er zijn toch heel veel
punten waarop een bank kan letten: b.v.
kan de aanvrager delegeren, liggen zijn
arbeidskosten niet te hoog, is hij bereid
naar adviezen te luisteren, denkt hij zijn
plannen goed door, is hij goed geïnfor
meerd over alles wat binnen of buiten
zijn bedrijf voor hem als ondernemer
van belang is?
iemand met een 8 voor vakmanschap
en een 5 voor ondernemerschap zal zich
op een klein bedrijf nog aardig kunnen
redden. Op een groot bedrijf of bij snelle
groei moet hij als ondernemer beslist
hoger scoren.
Wat ik hier boven weergaf is naar
mijn gevoel 'uit het volle bankle-
ven' gegrepen. Het betreft 'toe
vallig' de glastuinbouw, maar veie ande
re ondernemers - agrarisch of niet-
agrarisch - zullen er mutatis mutandis
eigen situaties in herkennen. In dit ver
band noem ik nog even de bedrijfsover
name of -aankoop door een jonge on
dernemer. Een probleem dat nu het
onze is, omdat de Rabobankorganisatie
gaarne bij voorkeur dergelijke onderne
mers wil helpen. Ik verklap geen gehei
men als ik zeg dat bedrijfsovername
steeds moeilijker is geworden. Alleen
een geleidelijke overname van het ou
derlijk bedrijf biedt nog een goed per
spectief. Met aankopen van een oud be
drijf rijzen de problemen en het stichten
van een geheel nieuw bedrijf kan zo'n
jonge tuinder wel helemaal uit zijn
hoofd zetten.
Vanuit dat volle bankleven zijn wij met
deze zaken bezig. Anderen, de tuinbouw-
instanties zelf en de overheid, zullen
eveneens het een en ander rond de
'vlucht' van de tuinbouw opgevallen
zijn. Dat geeft een uitstekende voe
dingsbodem voor gezamenlijke bezin
ning en inspanning om de glastuinbouw
over de komende aanpassingsperiode
heen te helpen. De vanouds befaamde
dynamiek van de glastuinbouw komt
wellicht weer voor een extra krachttoer
te staan, maar daar mag je op vertrou
wen ook!
JRH