geld- en kapitaalmarkt In de loop van de maand oktober kwamen de valutaire verhoudingen weer eens centraal te staan. Doordat de internationale beleggers zich op het moment veel meer laten leiden door de in de diverse landen te behalen rentevergoedingen dan door de fundamentele vooruit zichten van de valuta, staan vooral de munten met een relatief hoge rente - dollar en pond - weer in de be langstelling. De hoge rentestanden in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de met name in West-Duitsland gevoerde politiek om de rente aldaar niet hoger te laten worden, hebben in de twee de helft van september tot zowel spanningen binnen het EMS als een afzwakken van de EMS-munten ten opzichte van dollar en pond geleid. Doordat de gulden - mede door het Nederlandse renteniveau - nog rela tief goed wordt gewaardeerd, konden de valutaire ont wikkelingen er voor zorgen dat de rente in Nederland per saldo iets kon teruglopen. De voorzichtige politiek die hier te lande op valu- tair/geldmarktgebied wordt gevoerd, lijkt derhalve vruchten af te werpen. De gulden blijft voor het buiten land een aantrekkelijke munt, mede waardoor het ren teniveau langzaam kon worden teruggebracht. In de eerste helft van oktober daalde de rente voor 3- maands interbancaire deposito's van 10,3 naar 10 Dat was in die zin opvallend, dat de maand okto ber vanwege de grote belastingbetalingen voor de geldmarkt traditioneel een moeilijke maand is. Dit jaar vielen de hiermee gepaard gaande problemen nogal mee, vooral vanwege de compenserende Rijksbetalin gen. Bovendien was De Nederlandsche Bank eind sep tember bereid de markt te hulp te komen door middel van een speciale belening, die liep van 30 september tot 15 oktober. Er werd voor f 1,6 miljard toegewezen, waarvoor de banken 9% moesten betalen. In tegen stelling tot het verleden kon de markt zich daarna zon der hulp van De Nederlandsche Bank gemakkelijk red den. Op de helft van de maand kwamen er nieuwe impulsen voor een rentedaling, toen er druk werd gespeculeerd op een verlaging van het disconto in West-Duitsland en, in navolging daarvan, in Nederland. Het 3-maands tarief daalde in twee dagen van 10 naar 9 V4 op 1 5 oktober. Tegelijkertijd daalde de koers van de Duitse mark, hetgeen een Duitse discontoverlaging onwaar schijnlijk maakte. Deze daling zette vervolgens zo ver door dat tegenover de gulden en de Franse frank bijna het punt bereikt werd, waarop de centrale banken moeten interveniëren. Aangezien de noodzaak van een sterke gulden in deze situatie geen argument meer kon zijn om de rente niet te verlagen, ontstond zo voor De Nederlandsche Bank de mogelijkheid om 'gelet op de verhoudingen in de valutamarkt' het disconto zelfstandig, dat wil zeggen zonder voorafgaande verlaging in West-Duitsland, aan te passen. Derhalve kondigde zij een verlaging van de tarieven met een half punt aan. Vanaf 21 oktober be dragen wisseldisconto, voorschotrente en promesse disconto respectievelijk 8, 9 en 914 Anticiperend op deze discontoverlaging was de rente op de geldmarkt al gedaald tot 9,3 zodat een daling na de feitelijke verlaging van het disconto uitbleef. De 3-maands rente liep zelfs fractioneel op. Tegen het einde van de maand trad weer een lichte daling op tot 914 op 31 oktober. Daarmee werd het laagste niveau van dit jaar bereikt. De rente op de kapitaalmarkt toonde in eerste instantie hetzelfde verloop als de geldmarktrente. Uitgaande van een niveau van 10,3 aan het begin van de maand, daalde de middellange rentewijzer tot onge veer 10 in de tweede week. Daarna bleef de rente rond dit niveau schommelen om in de laatste week op te lopen tot 10,2 Op de onderhandse markt waren de bewegingen heftiger. De eerste helft van de maand daalde het tarief met ongeveer 1 %-punt. Daarna viel het aanbod bijna volledig weg. Sommigen spraken zelfs van een beleggersstaking. Toen de rente in de Drs. H. J. Leliveld Algemeen Economisch Onderzoek tweede helft van oktober weer licht steeg tot boven 11 bracht dat niet veel verandering in het aanbod van de institutionele beleggers teweeg. Het verschil van 1 a 114 %-punt, dat tussen de geld- en kapitaal marktrente bestaat, heeft nu ook de vragers op de on derhandse markt voorzichtig gemaakt, zodat er slechts een geringe omzet is. De Staat kwam in oktober met de zevende Staatsle ning van 1980. De couponrente bedroeg 1014 en de gemiddelde looptijd was 514 jaar. Daarmee lonkte de Minister van Financiën duidelijk naar buitenlandse be leggers. Deze hebben een voorkeur voor korte looptij den. Het Rijk haalde een bedrag van f 600 miljoen bin nen tegen een koers van 100,7 De belangstelling kwam inderdaad vooral uit het buitenland. Met de op brengst van deze lening heeft de Staat de geprognosti- seerde financieringsbehoefte van 1980 ad f 18 miljard geheel gedekt. Uitgaande van de huidige omvang van de monetaire financiering blijft er zelfs nog iets over voor 1981, tenzij het financieringstekort voor dit jaar alsnog groter wordt dan in de Miljoenennota werd ge raamd. Gelet op recente uitspraken onder andere van de thesaurier-generaal van het Ministerie van Finan ciën, dr. A. Wellink, moet er ernstig rekening mee ge houden worden dat het tekort van de overheid inder daad duidelijk groter wordt dan de geraamde 6 van het nationaal inkomen. Dr. Wellink deelde ook mee dat het buitenland volgens een ruwe schatting dit jaar voor f2 miljard ofwel 14 in Staatsleningen heeft gepartici peerd. Behalve de Staat waren ook de financiële instel lingen op de openbare kapitaalmarkt in oktober actief. Zo emitteerde de Nationale Investerings Bank een le ning van f 125 miljoen en haalden twee verzekerings maatschappijen gezamenlijk f175 miljoen uit de markt. Op 3 november kondigde de Centrale Rabobank haar tweede lening in 1980 aan. Het gaat hier om een lening van 1986/1990 waarvan het bedrag minimaal f80 miljoen en maximaal f125 miljoen zal bedragen. De couponrente is 1014 uitgiftekoers 9914 Bij het afsluiten van dit artikel was het resultaat van de in schrijving op deze lening nog niet bekend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 36