33
Een fraaie luchtfoto van veeboerderijen ergens in Holland.
pen. Laat de overheid het uitgangspunt van een met
andere sectoren vergelijkbare beloning van arbeid en
kapitaal in de landbouw vallen? Behoeven meewerken
de kinderen geen redelijke beloning te ontvangen? In
deze tijd dat de landbouw internationaal toch al zo on
der druk staat, worden uitlatingen van de nationale
overheid extra kritisch getoetst. En dat geldt in het bij
zonder uitlatingen over de hoogte van het inkomen en
eventuele ruimte om nog verdere druk op te kunnen
vangen.
De minister hanteert het begrip gezinsinkomen en
komt met cijfers, waaruit blijkt dat er in de laatste jaren
nog steeds een opgaande lijn in zit, gemiddeld geno
men dan. Een buitenstaander zou hier uit af kunnen lei
den dat er nog wel wat lucht in de landbouw zit. Maar
van lucht kan ook een boer niet leven. Wanneer uit
zo'n gezinsinkomen de meewerkende kinderen niet
voldoende beloond kunnen worden, of de extra uren
van de ondernemer en vaak ook van zijn vrouw buiten
beschouwing worden gelaten, heeft zo'n cijfer weinig
zeggingskracht. Bovendien zal een bedrijfshoofd moe
ten besparen om tijdig het bedrijf te kunnen aanpas
sen. Al deze factoren dienen mee te wegen bij de be
oordeling van de inkomenssituatie in de land- en tuin
bouw.
Zelffinanciering
Natuurlijk zal een toekomstige opvolger die meewerkt
op het bedrijf van zijn' ouders bereid zijn de beloning
die hem toekomt niet consumptief te besteden maar
zoveel mogelijk in het bedrijf te laten. Er is hem immers
alles aan gelegen straks een goed toegerust bedrijf
over te nemen. Maar het netto effect hiervan zal niet
groot kunnen zijn als de rendementen onder druk
staan. Een agrarisch gezin is bovendien minder flexibel
geworden ten aanzien van de gezinsuitgaven, immers
het wonen, de vaste lasten en de uitgaven voor de kin
deren maakt het vrij besteedbare deel van het inkomen
steeds kleiner. En daarmee is ook de buffer om tegen
vallers op te vangen afgenomen.
In een situatie dat de gezinsuitgaven in de landbouw,
zoals elders, verder stijgen, moet dit ten koste gaan
van andere bestedingen; het afgelopen jaar heel duide
lijk ten koste van de besparingen.
De spaarquote, dat is het aandeel van het inkomen dat
wordt bespaard, is in de landbouw met 3 gedaald.
De brandstof voor de toekomstige spankracht van de
bedrijven is daarmee verminderd.
Wanneer deze ontwikkeling enkele jaren aanhoudt,
komt de zelffinanciering van de bedrijven in gevaar. In
vesteringen, vernieuwingen en bedrijfsovername zijn
dan in nog grotere mate aangewezen op vreemd ver
mogen. Om de lasten hiervan op te brengen is rende
ment noodzakelijk. Bezien we dit tegen de algemene
vooruitzichten van de landbouw, vooral op het vlak van
de Europese Gemeenschap, dan wordt de toekomst
voor de landbouw er niet gemakkelijker op.
Want behalve het probleem van de zelffinanciering van
de bedrijven is in toenemende mate aan de orde de
medefinanciering door de landbouw van de kosten van
het Europese landbouwbeleid.
Produktietakken die meer produceren dan de vraag,
zullen - zo lijkt het er op - er niet aan ontkomen een
bijdrage te leveren in de kosten van de afzet van de