jaarvergadering imf
en wereldbank
Het internationale economische decor waartegen zich de IMF-We-
reldbank-vergadering van vorige maand in Washington afspeelde,
mag zonder enige twijfel weinig florissant genoemd worden. De we
reldeconomie wordt gehinderd door een hoge inflatie, welke voor de
industrielanden gemiddeld 13 bedraagt, maar voor de niet-olie-ex-
porterende ontwikkelingslanden zelfs uitkomt op een gemiddelde van
ruim 35
Van 30 september tot 3
oktober werd in Wash
ington de 35ste jaarver
gadering gehouden van
het Internationale Mone
taire Fonds (IMF) en de
Wereldbank. Aanvanke
lijk zag het er naar uit dat
deze gezamenlijke verga
dering overschaduwd zou
worden door de politieke
verwikkelingen rond de
vraag of de PLO de status
van waarnemer zou krij
gen of niet. Voor de Ame
rikanen lag deze zaak
zeer gevoelig en zij zijn
het met name geweest
die zich hebben inge
spannen de PLO buiten
de jaarvergadering te
houden. Consequentie
daarvan was dat ook an
dere waarnemers, welke
in het verleden wel aan
wezig waren, nu even
eens geen toetreding tot
de vergadering konden
krijgen.
Op de jaarvergadering
werd een commissie, be
staande uit vertegen
woordigers van 9 lidsta
ten, benoemd die deze
zaak gaat onderzoeken.
Daarmee was de PL0-
kwestie voor wat betreft
de jaarvergadering van
de baan, zodat de volle
aandacht geschonken
kon worden aan de om
vangrijke problemen
waarvoor de internatio
nale gemeenschap zich
op dit moment geplaatst
ziet.
De industrielanden worden daarbij ge
confronteerd met een teruggang in hun
economische groei, welke voor som
mige landen (met name Verenigd Kon
inkrijk en Verenigde Staten) zelfs nega
tief uit zal vallen. Weinig verbazing be
hoeft het dan ook te wekken dat het vo
lume van de wereldhandel dit jaar met
een verwachte groei van 1 een duide
lijke terugslag te zien zal geven in ver
gelijking met 1979 toen de expansie
nog 6 bedroeg.
De scherpe prijsstijgingen van olie ge
durende 1979 en begin 1980 leveren
ernstige problemen op voor de financie
ring van de energierekeningen en heb
ben omvangrijke onevenwichtigheden
in de betalingsbalansontwikkelingen tot
gevolg. Volgens gegevens van het IMF
betekenen de olieprijsstijgingen in de
periode 1978-1980 een verzwaring van
de olierekeningen voor de industrielan
den over dezelfde periode met circa
155 miljard en voor de niet-olie-ex-
porterende ontwikkelingslanden met
35 miljard. De OPEC-landen zien een
stijging van hun olie-inkomsten over
deze periode met 170 miljard en de
niet-OPEC-olielanden een stijging met
20 miljard.
De lopende rekening van de betalings
balans van de olie-exporterende ontwik
kelingslanden zal over 1980 een over
schot te zien geven van circa 115 mil-
Drs. F. J. S. van
Bijsterveld
Internationaal
Economisch
Onderzoek
jard (1978= $5 miljard). Daarentegen
zal de lopende rekening van de indus
trielanden een tekort vertonen van 60
miljard (1978 nog een overschot van
$30 miljard), terwijl de niet-olie-expor-
terende ontwikkelingslanden gecon
fronteerd zullen worden met een tekort
ter grootte van 62 miljard (1978= een
tekort van 33,5 miljard). Bij dit alles
komt nog de sterk gestegen schulden
last van de Derde Wereld over het ach
ter ons liggende decennium. De schuld
positie liep op van 64 miljard eind
1970 naar 376 miljard in 1979. Daarbij
steeg de schuldendienst (dat wil zeggen
de jaarlijkse aflossingen en rentebetalin
gen) van 8,2 miljard in 1970 naar 69
miljard in 1979 (waarmee de schulden-
dienst de totale schuld van 1970 heeft
overtroffen).
Al met al een somber internationaal
economisch klimaat waarbinnen de be
hoefte aan bijstand ten aanzien van fi
nanciering en aanpassing sterk toe zal
nemen.
Internationaal Monetair Fonds
Betalingsbalansproblemen
In de hiervoor geschetste internationale
situatie is het mede de taak van het IMF
de lidstaten, welke in ernstige beta
lingsbalansmoeilijkheden zijn geraakt,
bij te staan. En het valt in de huidige si
tuatie te verwachten dat er in toene
mende mate een beroep zal worden ge
daan op het Fonds. Reden hiervoor is
dat de oliegelden, welke de olie-expor
terende landen ontvangen, in onvol
doende mate worden teruggesluisd
naar de tekortlanden. Met name de ont
wikkelingslanden hebben met dit pro
bleem te kampen.
Tegen deze achtergrond uitten de ont
wikkelingslanden, bij monde van de
Groep van 24, dan ook de wens om voor
een groter bedrag dan tot nu toe moge
lijk was kredieten op te nemen bij het
Fonds.
Afgezien van een aantal specifieke kre
dietfaciliteiten is de meest elementaire
vorm van kredietverlening van het
Fonds gebaseerd op het quotum van
een land. Dit is het bedrag aan goud en
valuta ter waarde waarvan een land
deelneemt in het Fonds en dat onder
andere gebaseerd is op het bruto natio
naal produkt. De tot nu toe geldende
kredietregeling is voor de komende drie
jaar verruimd tot een opnamemogelijk
heid van maximaal twee maal het quo
tum per jaar. In totaal kunnen in de drie
jaar dus kredieten worden opgenomen
tot zes maal het quotum.
Voor wat betreft de beschikbare krediet
ruimte is hiermee voor een belangrijk
deel tegemoet gekomen aan de wensen
van de ontwikkelingslanden.
Stemrecht en ontwikkelingshulp
Andere wensen, geuit door de Groep
van 24, behelsden een uitbreiding van
het stemrecht van alle ontwikkelings
landen te zamen van 33 naar 45 en
het leggen van een koppeling tussen
hernieuwde uitgifte van Speciale Trek
kingsrechten en de mate van ontwikke
ling van een land.
Het stemgewicht van een land is ver
bonden aan het quotum. Een wijziging
van de stemmenverhouding is derhalve
gebonden aan een wijziging van de quo
taverdeling. Hiervan kan eerst sprake
zijn in 1982 wanneer de achtste quota
herziening op de agenda staat. Wel is
toegezegd om, vooruitlopend op de
quotaherziening van 1982, aandacht te
schenken aan de tot nu toe gehanteerde
criteria voor quotabepaling.
Op dit moment loopt er nog een toewij-