De horeca..., een verkenning Gelet op de grote betrokkenheid van de Rabobank bij het midden- en kleinbedrijf is het vanzelfsprekend dat ook ontwikkelingen in het ho- recagebeuren op de voet gevolgd worden. Het horecabedrijf levert jaarlijks een aanzienlijke bijdrage aan de werkgelegenheid en het nationaal inkomen. Horecabedrijven kunnen onder meer op basis van hoofdactiviteiten in drie groepen worden in gedeeld, te weten het cafébedrijf, het restaurantbedrijf en het hotel- bedrijf. Tussen deze drie hoofdgroepen bestaan mengvormen. Met name bij het cafége- beuren komen nogal wat exploitaties voor op non-profit basis. Van de circa 31 000 commercieel geëx ploiteerde horecabedrijven kunnen er 28 000 ofte wel 90 tot het midden- en kleinbedrijf - maximaal 25 personen per bedrijf - gerekend worden. Het aan tal horecabedrijven is de laatste jaren vrij stabiel gebleven. Aan de werkgelegenheid levert de hore ca een steeds groter wordende bijdrage. In 1979 nam de werkgelegenheid van de gehele horecasector met ruim 2 toe, tot een aantal van 97 000 personen. Deze toename werd niet veroorzaakt door de stijging van het aantal zelfstan digen, maar door de toename van het aantal werknemers tot 58 000. Hoewel de verhouding tussen het aantal zelf standigen en werknemers in het jaar 1979 daardoor iets daalde, komen in de horecasector toch relatief veel zelfstan digen voor, namelijk 40 van het totale aantal werkzame personen ofte wel 39 000. De horeca is dus een belangrijke werk gever. Het cafébedrijf Bij deze drankenverstrekkende subsec tor komen we naast de commerciële exploitaties (bedrijven) ook exploitaties op para-commerciële basis tegen. Ne derland telt ongeveer 13 500 cafébedrij ven binnen de horecasector. Hun pro- duktieaandeel in de totale horecaomzet (exclusief de para-commerciële omzet) bedroeg in 1979 circa 33% ofte wel f 2,5 miljard. De meeste cafébedrijven vertonen de typische karaktertrekken van het traditi onele middenstandsbedrijf: een grote persoonlijke betrokkenheid met het be drijf, die zich onder meer uit in de volle dige inschakeling van de eigenaar en vaak ook van zijn gezinsleden bij de be drijfsvoering. Vooral op het platteland komt het nog vaak voor dat het runnen van een café bedrijf niet als hoofd-, maar als neven beroep wordt uitgeoefend. Meer dan 1 op de 5 cafés in Nederland wordt naast bijvoorbeeld een boerderij, een kruide nierswinkel, een slijterij of een vervoers bedrijf gedreven. In de steden en het verstedelijkte platteland komen deze combinaties echter steeds minder voor. Ook het cafébedrijf heeft de afgelopen 15 jaar zijn omgeving drastisch zien ver- Drs. H. P. M. Naber Bedrijfstakonderzoek Drs. J. A. M. van der Linden Produktmanagement Financiering HNI anderen en heeft moeten inspelen op tal van ontwikkelingen. In veel cafés is de gemiddelde bezoeker jonger dan een aantal jaren geleden. Deze ontwikkeling maakte het mogelijk dat er een nieuw genre horecabedrijf ontstond: het jeugdcafé met een geheel eigen publiek en bedrijfsaankleding. Dit soort bedrij ven is modegevoeliger en kapitaalinten siever dan het traditionele cafébedrijf waardoor de exploitatiestructuur risico voller werd. Daar bovendien het aantal commerciële en para-commerciële exploitaties de laatste jaren sterk geste gen is, is het gevecht om de horecagul- den harder geworden. Deze toenemen de concurrentie vroeg om een andere opstelling van de horecaondernemer. Door onder meer muziekkeuze en aan kleding van de zaak profileerde men zich en trachtte men een eigen klanten kring op te bouwen. Er zijn ook ontwikkelingen die negatief werken op de omzet van het cafébedrijf. Op de eerste plaats kunnen we hier noemen een reeds geruime tijd aanwe zige en naar verwachting in belang toe nemende negatieve factor, namelijk de exploitatie van buffetten en bars in club-, verenigings- en buurthuizen en derge lijke. De para-commerciële exploitaties in gesubsidieerde gelegenheden veroor zaken dikwijls een aanzienlijk omzetver lies bij de horecabedrijven. Verwacht wordt dat deze concurrentie nog sterk zal toenemen, omdat te vrezen valt dat de verminderde subsidietoewijzing ge compenseerd zal worden met extra ho- recaopbrengsten. Voor de komende jaren verwachten we dat het aantal cafébedrijven vrij stabiel zal blijven, waarbij de grote in- en uittre ding die deze sector kenmerkt ook in de toekomst gehandhaafd blijft. Ook in de komende jaren zal sprake zijn van een sterke binding tussen de brouwerij en het cafébedrijf. De verwachtingen zijn ondanks de ma tige economische vooruitzichten niet ongunstig. Hoe de rendementspositie zich zal ontwikkelen hangt grotendeels af van de (loon)kostenontwikkeling in het - arbeidsintensieve - cafébedrijf, waar de mogelijkheden tot arbeidspro- duktiviteitsverbeteringen gering zijn en prijsaanpassingen wegens een prijs- voorschrift van de overheid beperkt worden. Het restaurantbedrijf Er zijn in ons land ongeveer 5800 res taurantbedrijven. In 1979 werd circa f3,3 miljard ofwel 44% van de totale horecaomzet gerealiseerd door deze groep bedrijven. Het eten buitenshuis wordt nog steeds populairder en dit mist zijn invloed niet op de omzet van de restaurants. In de afgelopen drie jaar werd een reële omzetstijging gereali seerd van 16%. Met name het kleine restaurant kende in deze periode een zeer bevredigende omzetontwikkeling. Dit was het gevolg van een duidelijke verschuiving van de consumentenvoor keur naar het kleine restaurant ten koste van het grote en onduidelijk geprofileer de restaurant. Het kleine restaurantbe drijf lijkt aan populariteit te winnen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 26