economie vraagt nieuwe fundamenten Maatregelen die op korte termijn resultaten moeten opleveren, zijn niet meer voorhanden. Wat ons nu te doen staat is nieuwe fundamen ten te leggen voor een meer gezonde economie. Dat is in hoofdlijnen de gedachte achter de jongste miljoenennota, de laatste van het kabi net-Van Agt. Deze gedachte wordt in dit regerings stuk ook verder uitgewerkt. Over deze invulling kan natuurlijk politieke twist ontstaan, maar dat lijkt mij van minder belang. Waardevoller overal ook voor de komende tien jaar is, dat er gewezen wordt op de noodzaak om op verschil lende plaatsen in de economie wezen lijke veranderingen te gaan doorvoeren. Veranderingen die de onderlinge sa menhang van de economische en socia le relaties centraal stellen. Daarbij gaat het nadrukkelijk ook om de vraag of de verschillende doeleinden van het econo mische beleid thans nog tegelijkertijd realiseerbaar zijn. Bovendien krijgt het relatiepatroon tussen collectieve sector en particuliere sector zodanige aan dacht, dat vermeden wordt te snelle of gemakkelijke conclusies te trekken die tot een politiek aantrekkelijke oplossing zouden kunnen leiden. Met de verkiezin gen in zicht had deze miljoenennota er ook veel minder somber uit kunnen zien dan nu gebeurt. Maar ook deze korte termijnwinst heeft het kabinet niet kunnen of willen bin nenhalen. Toch kunnen de beleidsmaat regelen die nu worden voorgesteld niet voldoen aan de eisen die men aan bou wers van nieuwe fundamenten kan en mag stellen. Men heeft blijkbaar wel kunnen aangeven waar de structurele moeilijkheden van de Nederlandse eco nomie knellen, maar het kabinet heeft niet tot adequate maatregelen kunnen overgaan. Het wachten is nu op de volgende rege ring die toch nog wat weet te redden van de desolate nationale huishouding. Politieke rekenkunde Wie niet helemaal onbekend is met het reilen en zeilen van de Nederlandse eco- O nomie weet dat de groei van ons reële nationale inkomen in de jaren zeventig voortdurend kleiner is geworden. On danks inspanningen van zowel het kabi net-Den Uyl als dit kabinet kon de groeivoet van eertijds niet worden ge handhaafd. Sommige groeperingen in de Nederlandse samenleving zagen en zien deze ontwikkeling met vreugde, omdat zij wars zijn van een economi sche groei op dit niveau. De meeste echter hebben een meer positieve kijk op de groei van het nationaal inkomen. Zo ook is de opvatting van de verschil lende regeringen te kwalificeren. Prinsjesdag 1980. Koningin Beatrix bij het voorlezen van haar eerste Troonrede. Bij de opstelling van de achtereenvol gende miljoenennota's in de jaren ze ventig is men namelijk steeds uitgegaan van een nogal permanent aanwezige groei van het reële nationale inkomen, d.w.z. dat aan de basis van elke begro tingsopstelling een groeicijfer lag van 3 procent (per jaar) of zelfs meer. Ook al werd vooraf reeds duidelijk dat in een bepaald jaar deze groei niet zou worden gehaald, dan nog mocht de begroting op zo'n cijfer vertrekken omdat gemid deld over een kabinetsperiode dit groei percentage wel bereikbaar werd geacht. Een dergelijke redenering heeft uitdruk- Prinsjesdag, met zijn 'miljarden' ligt alweer een maand achter ons. We hebben dus een zekere af stand en daar past de beschou wing die prof. dr. Douben voor ons heeft willen schrijven uitste kend bij. Als auteur treedt prof. dr. Douben deze keer natuurlijk niet op in zijn functie van lid van de Raad van Beheer. Hij schrijft ti- tre personnel. Prof. dr. Douben, die hoogleraar is in de Sociale Economie aan de Universiteit te Nijmegen, is kortgeleden be noemd tot lid van de Weten schappelijke Raad voor het Rege ringsbeleid. kelijk als achtergrond dat er op de duur van een standvastig groei mag worden uitgegaan, en dat (toevallige?) jaarlijkse afwijkingen niet in de harde lijn van de begroting mogen doordringen. Tegen deze 'filosofie' is niet veel in te brengen zolang er maar een voortduren de afwisseling is van groeicijfers boven en beneden dit gemiddelde dat in de be grotingsramingen ligt opgesloten. Ge heel anders wordt de situatie echter wanneer er structurele veranderingen in de economische betrekkingen optreden, zoals bijv. in 1973 gebeurde toen de eerste oliecrisis de wereldeconomie in haar loop danig verstoorde. Na dat jaar zijn de noodzakelijke aanpassingen niet tot stand gekomen, zodat de tijd van vóór die gebeurtenis niet meer is terug gekeerd. Uit deze belangrijke veranderingen in de economische verhoudingen hebben de laatste twee Nederlandse kabinetten echter te weinig lering getrokken. Vanaf 1973 is de groei van het nationale inko men jaarlijks gemiddeld niet hoger ge weest dan 1 tot 1,5 procent terwijl in de begrotingen voortdurend cijfers van 3 tot 3,5 procent werden gehanteerd. De regering rekende zich aldus rijker dan ze in feite was. Het gevolg hiervan is ge weest, dat uitgavenramingen - ook die voor een aantal jaren achter elkaar - ge baseerd waren op verwachte belasting opbrengsten die de schatkist echter nooit hebben bereikt. Als er dan toch eenmaal geld is uitgegeven en de mid delen daarvoor zijn niet aanwezig, dan moet ook de overheid grijpen naar het enige middel dat dan nog beschikbaar is: interen op liquide middelen of het aangaan van schulden. In beide geval len betekent dit een tekort aan lopende financieringsmiddelen waarover de overheid wel had kunnen beschikken bij een gunstiger ontwikkeling van het nati onaal inkomen. De consequentie van deze politieke re kenkunde is geweest, dat er een perma nente toeneming van het financierings tekort is opgetreden. De te hoge in schatting van de economische groei zo rekent het Centraal Planbureau in de Marco Economische Verkenning 1981

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 8