adviezen aan groothandel hoefte aan vreemd kapitaal is. Stel een onderneming heeft 12 000 arti kelen, een aantal dat een auto-onderde- lengrossier, een elektrotechnische groothandel of een sanitairgroothandel al gauw heeft. Stel verder dat de onder neming 800 orderregels per dag uitle vert, dan betekent dit per jaar 250 x 800 regels is 200 000 regels en bij een ge middeld regelbedrag van f 50,- geeft dit een omzet van f10 000 000,-. Aan dit gemiddelde regelbedrag komt menig bedrijf niet toe, hetgeen in deze verhou dingen betekent dat de per keer ge vraagde hoeveelheid vaak lager ligt. Uit het cijfervoorbeeld valt bovendien af te lezen dat er vijftien werkdagen nodig zijn om elk artikel eenmaal in welke hoeveelheid dan ook te laten verkopen (15x800 12 000). De praktijk leert dat in bovengenoemde verhouding vaak nog geen 1 a 2 van het aantal artike len meer dan eenmaal per dag wordt verkocht. Een conclusie die ook voor het inrichten van magazijnen van groot be lang is. Aan de technieken die voor een goed voorraadbeheer moeten worden toege past en de factoren die hierbij een rol spelen (levertijd leverancier, minimum- bestelgrootte bij hem, seizoeninvloeden enz.) gaan we voorbij. Het handhaven van een servicegraad tussen de 90 en 95 kost meestal reeds veel inspanning. Ten aanzien van de grootte van de voor raad bij een bepaalde omzet, of anders geformuleerd ten aanzien van de om loopsnelheid van de voorraad is het moeilijk een algemene richtlijn te geven, omdat deze van branche tot branche va rieert en zelfs binnen een branche, af hankelijk van de samenstelling van het assortiment, aanzienlijke verschillen vertoont. Opvallend is het verschil als in een on derneming van een situatie van 'laisser faire' wordt overgegaan tot daadwerke lijk voorraadbeheer. Men zou verwach ten dat dan bij toeneming van de ser vicegraad de voorraad hoger moet wor den en bij afneming van de voorraad de servicegraad lager. Het merkwaardige is nu dat het tegengestelde het geval is: bij een verbetering van het voorraadbe heer neemt de servicegraad toe en wordt de voorraad lager. De praktijk leert dat deze verlaging van de voorraad gemakkelijk 25 tot 30 kan belopen. Deze situatie doet zich vooral voor in bedrijven met een breed assortiment, waar het moeilijk is met orthodoxe hulpmiddelen een redelijk be trouwbare voorraadadministratie bij te houden, waarop het voorraadbeheer moet worden geënt. Het resultaat wordt bereikt omdat bij een gebrekkig voor raadbeheer van de veel gevraagde arti kelen te weinig en van de minder ge- vraagde artikelen te veel in voorraad worden gehouden. In de beginfase van een gericht voorraadbeheer neemt de voorraad dan ook wel iets toe, omdat het gebrek aan te weinig voorraad eerst moet worden opgeheven en de afbouw van de te grote voorraad enige tijd kost, WAT MOET DE GROOTHANDELAAR DOEN? hij zal de veranderin gen en vernieuwingen die zich op de in- en ver- koopmarkten voordoen op de voet moeten vol gen en zich daarbij af vragen - moet ik mijn aanvoer en afzetkanalen wijzi gen? - moet ik nieuwe mark ten opgaan? - wat kan ik aan mijn in- en verkoopwijzen doen? - wat moet ik met mijn assortiment doen? Op deze vragen zal hij een zoveel mogelijk op cijfers gebaseerd ant woord moeten geven en daarna het zo gevormde oordeel in een beslis sing en in een actie moeten laten uitmon den hij zal zich hierbij moeten realiseren dat het niet in de eerste plaats om omzet gaat, zelfs niet alleen om de brutowinst maar uitein delijk om het rendement op het geïnvesteerde vermogen; hij zal zijn prijsbepa ling dienen te baseren op een verantwoorde calculatie, zo nodig en mogelijk aangepast aan de marktsituatie hij zal moeten stre ven naar een dusdanige omvang dat hij doelma tig kan werken; hij zal ook moeten zorgen dat hij binnen die omvang de kosten zo laag mogelijk houdt (in dit verband valt op te merken dat in tal van branches, mogelijk met uitzondering van de le vensmiddelenbranche, de beheersing van de kosten nog veel te wen sen overlaat, of anders gezegd dat in tal van be drijven de produktiviteit kan worden verbeterd); hij zal in verband met de financiering en met de kosten een goed de biteuren- en voorraad beheer moeten voeren; hij zal ten einde dit alles in de hand te kun nen houden over recen te, vaak gedetailleerde en op afwijkingen ge richte gegevens (infor matie zeggen de com putermensen) moeten beschikken, waarbij een vergelijking met nor men, vooral bij de kos ten een belangrijke steun kan zijn; hij zal zich wat de markten betreft niet kunnen beperken tot de goederenmarkten maar ook de arbeids- en geld markt alsmede de markten van vaste goe deren in zijn overwegin gen moeten betrekken; hij zal moeten zorgen dat de gevraagde goe deren zonder fouten tij dig aan zijn afnemers worden geleverd; hij zal zich moeten afvragen hoever hij moet gaan met de uit breiding van het dien stenpakket en aan wie hij dat moet aanbieden. Wij denken hierbij aan het geven van omzet- en brutowinstoverzichten aan zijn afnemers, het adviseren bij financie ringsproblemen bij hen, opleiding van hun win kelpersoneel, advisering en ondersteuning van hun reclame enz. hij zal er ten slotte naar moeten streven dat het geld dat hij zelf in de zaak heeft, in gunstige verhouding staat tot zijn totale vermogensbe hoefte (eigen vermogen 30 a 40 van het totale vermogen). maar na enkele maanden treedt dan de daling van de voorraad in. Het debiteurensaldo Ook het debiteurensaldo (het aantal da gen dat gemiddeld de vorderingen uit staan) is op dezelfde manier van belang voor de kosten en de behoefte aan gel den van anderen. Een goede en voort durende bewaking is van veel belang. Indien een 'normale' voorraadhoudende groothandel een hoger gemiddelde heeft dan 60 dagen is dit aan de hoge kant. Vele bedrijven lukt het om in de buurt van de 50 dagen te komen. In de branches waar twee- of viermaal per maand grote hoeveelheden worden af geleverd liggen deze termijnen aanzien lijk lager! De genoemde lagere termijn behoeft de financieringsfunctie van de groothandel niet aan te tasten. Samenvatting Wil de groothandelaar niet uitgescha keld worden dan zal hij, net als overal elders in het bedrijfsleven een slagvaar dig manager moeten zijn. Hij zal moeten voldoen aan de hierbo ven genoemde punten. Dit zijn op zichzelf allemaal geen nieu we dingen. Het zijn maatregelen die een goede manager voor het behoud van zijn onderneming moet nemen. Het verschil met vroeger is wel dat de veranderingen elkaar thans vaak snel opvolgen en dat ze veelal ingrijpend zijn en dit maakt het noodzakelijk dat de lei ding snel en accuraat wordt geïnfor meerd en dat actief op die informatie wordt gereageerd. In de praktijk blijkt dat veel onderne mers en vooral degenen die het niet goed gaat, op vele van de hierboven ge noemde punten min of meer falen. Omgekeerd, indien men op het meren deel van de punten attent is, dan zal het in het algemeen lukken ook de jaren tachtig door te komen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 28