Van individuele aard als de ondernemer te laat reageert, te laat maatregelen neemt bij veranderende situaties. In dit laatste geval is er typisch sprake van een tekortkoming van het management, dat onvoldoende voor adequate infor matie heeft gezorgd of een onjuist kos- tenbeleid heeft gevoerd. Wat te doen? Wat moet een groothandelaar nu doen en op welke punten moet hij letten ten einde alle krachten die er werkzaam zijn naar zijn hand te kunnen zetten en per slot van rekening een behoorlijk rende ment op het eigen en totale vermogen te behalen? gemiddeld een halfjaar in voorraad voordat het wordt verkocht. Het neemt dan - naast magazijnruimte - een deel van het geïnvesteerde vermogen in be slag en kost dus rente en verlaagt der halve de winst. Bovendien blijft een deel van het beschikbare werkkapitaal al die tijd gebonden, hetgeen kansen op ande re (mogelijk lucratievere) aanwendingen afsnijdt. Weer een ander geval is dat een artikel veelal in zeer kleine hoeveelheden tege lijk wordt verkocht. Dit betekent dan dat de kosten van verkoop-, magazijn- en administratieve behandeling zwaar op zo'n artikel drukken. Waar het derhalve I#! Een groothandel in sanitairbenodigdhe- den heeft alles. Van gewoon wit, via een modern tintje tot en met bloemetjes en grootmoeders stijl. Heel kort gezegd: Hij zal over gegevens moeten beschikken (met een modern woord informatie genoemd) en hij zal met deze gegevens moeten gaan en la ten werken. Onlangs lazen wij in een artikel in het NRC-Handelsblad de volgende zinsne de: 'De kwaliteit van informatiebeheer vormt in toenemende mate het verschil tussen slagen en falen in overigens ge lijke marktcondities.' Met andere woorden wie over de goede gegevens beschikt en daar juist mee weet om te gaan heeft een aanzienlijk grotere kans van slagen. Maar dat is wel erg algemeen gesteld. Het gaat ter wille van het voortbestaan van de onderneming en dus van de werkgelegenheid van de mensen die in de onderneming werken om het maken van winst nu en in de toekomst. De groothandelaar zal moeten weten of en op welke artikelen hij winst maakt en hierbij gaat het niet om de (bruto)- winstmarge maar om het produkt van aantal en winstmarge, dus om het abso lute bedrag. Hij zou bijvoorbeeld op een artikel 50 brutowinst kunnen maken, wat ƒ5,- per stuk zou kunnen zijn. Als hij er dan per jaar maar enkele stuks van verkoopt, is het artikel toch niet interessant voor hem. Hierbij komt nog een ander aspect om de hoek kijken. Stel een artikel ligt uiteindelijk op aankomt is dat de netto winst voldoende moet zijn en dit geldt dan zowel per artikel als per afnemer. Hieruit mag niet worden geconcludeerd dat, integraal gezien, onrendabele arti kelen en onrendabele klanten zonder meer kunnen worden afgestoten. Immers deze artikelen of deze klanten dragen mee in de dekking van de alge mene kosten met het bedrag dat zij aan brutowinst opbrengen. Het afstoten is dan ook alleen gerecht vaardigd als daardoor een besparing van de kosten kan worden gerealiseerd, die het verlies van brutowinst overtreft: een besparing bijvoorbeeld op: - verkoopkosten (minder vertegen woordigers) - administratiekosten (minder factu ren, minder debiteuren, met in totaal een geringer saldo, minder voorraad administratie): - magazijnkosten (minder magazijn bedienden, minder magazijnruimte). Het betekent dat een verbetering van het resultaat veelal niet op korte termijn valt te realiseren. De ervaring leert dat bij een uitwieding van kleinere klanten die ook geen potentie hebben en artike len de corresponderende brutowinst wel wegvalt, maar dat de kosten voorlo pig blijven doorgaan. Met als gevolg dat het nettoresultaat aanvankelijk ongunstiger wordt. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat voor het nemen van dergelijke beslissin gen over gedetailleerde gegevens moet worden beschikt. Laten wij er enkele noemen: - de omzet- en brutowinst per arti- kelgroep in totaal en zelfs in bepaalde gevallen per artikel: - de omzet en de brutowinst per arti- kelgroep, per afnemer (mogelijk soms per belangrijk artikel): - de omzet en de brutowinst per arti- kelgroep per vertegenwoordiger; - de omzet en brutowinst per artikel- groep per verzorgingsgebied (ter be paling van de groeimogelijkheden ten opzichte van andere gebieden); - een goede verdeling van de kosten, niet alleen naar soorten maar ook naar plaatsen en zoveel mogelijk naar dragers. Dit betekent dat de groothandelaar over een goed functionerend administratief apparaat moet beschikken, dat nauw keurig, snel en gedetailleerd gegevens kan produceren. De groothandelaar zit daarbij echter, afgezien van het feit dat in nog veel te veel gevallen de admini stratie als een noodzakelijk kwaad wordt gezien, veelal met de grote moei lijkheid dat op een aantal essentiële punten de massa zo groot is. In vele branches ziet men qamelijk: - een groot aantal artikelen (van 3000 in de levensmiddelenbranche tot 15 a 25 000 bij een auto-onderdelen- grossier en nog veel meer bij zeer gro te groothandelaren, die een zeer breed assortiment voeren); - een groot aantal afnemers (varië rend van 500 tot in vele gevallen bij landelijk werkende ondernemingen 5 a 6000 en meer) - een groot aantal factuur- of order- regels (het aantal posten dat op de or ders en/of factuur voorkomt. Een groothandel in huishoudelijke artike len kan bij een omzet van 5 a 6 mil joen gulden per jaar 1000 a 1200 or- derregels per dag hebben). Het zal duidelijk zijn dat deze gegevens vooral als het bedrijf enige omvang krijgt alleen door middel van een com puter kunnen worden verkregen. Overigens is dit niet voldoende. Er moet mee gewerkt worden en dat is meestal niet zo'n eenvoudige opgaaf. Men moet nogal eens assistentie van deskundigen van buiten inroepen. Die deskundige hulp van buiten is trou wens ook nodig als men de aanschaf van een computer overweegt. Het voorraadbeheer Een belangrijk aspect in het gebeuren is het voorraadbeheer en wel in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats dient de onderne ming er voor te zorgen dat zoveel moge lijk aan de vraag kan worden voldaan bij een zo laag mogelijke voorraad. Want en dat is het tweede aspect, hoe lager de voorraad, of anders gezegd hoe snel ler de voorraad wordt omgezet, hoe la ger relatief gezien de kosten van rente en opslag zijn en hoe geringer de be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 27