detailhandel en enkele ambachtelijke ter bedrijfsruimte, en ten slotte elk jaar een overzicht van de jaarresultaten. Wat in dit alles niet geheel onbelangrijk is: de uit het signaleringssysteem verstrek te gegevens zijn geheel kosteloos. De fi losofie daarachter is, dat het EIM een gesubsidieerd onderzoeksinstituut is, waaraan de ondernemers via hun belas tinggeld en via de heffingen van de Hoofdbedrijfschappen voor Detailhan del en Ambachten meebetalen. Steentje bijdragen Hoewel dus vrijwel alle ondernemers in het midden- en kleinbedrijf hun steentje bijdragen, zodat het EIM dit voor de hele bedrijfstak belangrijke onderzoek kan in het werkterrein ge land was. b publiekrechtelijke be- ijfsorganisatie die in ;t begin van de 50-er ja- n tot stand kwam zou phter voor een nieuwe jipuls zorgen. Zo ook Duwens de toegenomen 'langstelling van de /erheid voor het mid- n- en kleinbedrijf, dat middels een dynami- he ontwikkeling te zien af. Allerlei wetten op t gebied van het mid- en- en kleinbedrijf en veetal uitvoerige Mid- enstandsnota's getuig- n daarvan. Aan het ein- 3 van de jaren vijftig as zo een belangrijk in- rumentarium voor de ageleiding en onder- euning van het midden- n kleinbedrijf tot stand ebracht. Het onderzoek as daarbij niet verge in, zodat het EIM een avenant sterke ontwik- aling doormaakte, et begon met het EIM lieuwe stijl'. In 1952 wam er een nieuwe aad van Beheer voor dit istituut, waarin overheid n georganiseerd be- rijfsleven waren verte- enwoordigd. et begon met het EIM lieuwe stijl'. Die uitte ich in een nieuwe be- tuurs- en financierings tructuur en leidde ook Dt een ruimere doelstel- ng: 'het EIM heeft de pdracht het onderzoek a bevorderen van sociale n economische aard in iet belang van het mid- en- en kleinbedrijf. )e bedoeling was dat het IM zich niet meer uit sluitend met bedrijfseco nomisch onderzoek zou gaan bezighouden, zoals in het begin het geval was, maar ook met alge meen economisch en so- ciologisch-economisch onderzoek. Daar is tot aan de dag van vandaag niets meer aan veran derd. Wat nog wel veran derde was het aantal per soneelsleden dat mo menteel 145 man be draagt, en de naam. In 1961 werd de term 'Mid denstand' uit de naam van het instituut ge schrapt en vervangen door 'Midden- en Klein bedrijf'. En een jaar later werd de laatste wijziging in de bestuurlijke struc tuur doorgevoerd. De Raad van Beheer zou voortaan bestaan uit elf leden, waarvan er vier worden benoemd door de minister van Economi sche Zaken en zeven door de publiekrechte lijke lichamen (Hoofdbe drijfschap Ambachten, Hoofdbedrijfschap Detail handel en de Raad voor het Midden- en Kleinbe drijf) als vertegenwoor digers van het bedrijfsle ven. Voorzitter van de huidige Raad van Beheer is prof. dr. J. J. Klant. Di recteur is drs. H. A. van der Vegt. doen, zijn er toch nog teveel die uit on bekendheid geen gebruik maken van de service van dit instituut. Een gemis dat de EIM-mensen met man en macht pro beren te verhelpen. Zo 'treden' verschil lende EIM-mensen bij allerlei activitei ten ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf 'op' om de ondernemers over hun instituut voor te lichten. Tot zover het bedrijfseconomisch onder zoek, waarvan het signaleringssysteem de meest geavanceerde vorm is. We zijn hier zo lang bij stil blijven staan omdat de gegevens die daaruit komen rollen eigenlijk voor elke ondernemer in het midden- en kleinbedrijf onmisbaar zijn. Regelmatig verschijnen in de krant be richten, waarin het EIM verwachtingen uitspreekt over de loonkostenstijging in bijvoorbeeld de detailhandel, over de in komensontwikkeling van de kleine on dernemer, over de gevolgen van de in flatie voor het midden- en kleinbedrijf als geheel, of over de stijging van de be lasting- en premiedruk. Deze gegevens zijn nodig om de vertegenwoordigers van het midden- en kleinbedrijf, ook van de werknemers daarin, van informatie te voorzien, zodat zij hun beleid daarop kunnen baseren, bijvoorbeeld als er over de lonen moet worden onderhandeld, of als de overheid overtuigd moet worden dat er iets aan het prijsbeleid gebeuren moet. Niet alleen de ondernemers- en werkne mersorganisaties doen hun voordeel met deze gegevens, maar ook de over heid zelf. Ook zij houdt bij de bepaling van haar beleid ten opzichte van het midden- en kleinbedrijf veelvuldig reke ning met de uitkomsten van EIM-onder- zoeken. Als er bepaalde regeringsmaat regelen in de maak zijn, dan gebeurt het nogal eens dat aan het EIM gevraagd wordt de effecten daarvan op het mid den- en kleinbedrijf te berekenen. In al deze gevallen gaat het om algemeen- economisch onderzoek gericht op het midden- en kleinbedrijf. In dat verband houdt het EIM zich ook nog bezig met het 'vertalen' voor het midden- en klein bedrijf van de economische cijfers wel ke het Centraal Planbureau jaarlijks over onze hoofden pleegt uit te storten. Bij het derde onderzoeksterrein, het so- ciologisch-economisch onderzoek, gaat het onder meer om de mens in het mid den- en kleinbedrijf. Zo is het EIM bij voorbeeld bezig, samen met het Insti tuut voor Toegepaste Sociologie, een rapport op te stellen over het onderne merschap in het midden- en kleinbedrijf. Het onderzoek is er op gericht inzicht te verschaffen in de factoren die voor de continuïteit en het optimaal functione ren van ondernemers en hun bedrijven van belang zijn. Voorts worden planolo gische studies en branchestructuuron derzoeken verricht. Geen advies Voor de goede orde moet - nu we spre ken over de activiteiten van het EIM - worden opgemerkt dat dit onderzoek sinstituut geen adviezen geeft. Indien individuele ondernemers met proble men of vragen zitten, dan kunnen zij daarvoor terecht bij het Centraal Insti tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK) in Amsterdam of bij de onderne mersorganisaties, het Koninklijk Neder lands Ondernemersverbond (KNOV) te Delft en bij het Nederlands Christelijk Ondernemersverbond (NCOV) in Rijs wijk. Trouwens ook de Rabobanken zul len waar mogelijk gaarne met adviezen van dienst willen zijn. Het midden- en kleinbedrijf heeft de af gelopen 50 jaar een enorme ontwikke ling doorgemaakt. Werd het gezicht van de 'middenstand' bij de start van het EIM nog hoofdzakelijk bepaald door de bedrijven, tegenwoordig is het midden- en kleinbedrijf in alle soorten van het bedrijfsleven te vinden. Niet alleen in de detailhandel, ambachten, horeca en ver voer, maar ook in de kleinere industrie, de groothandel en 'overige' dienstverle ning. Deze verruiming van het begrip midden- en kleinbedrijf zal de komende jaren nog verder voortschrijden. Tegelij kertijd wordt ook onze maatschappij steeds ingewikkelder, waardoor aan de ondernemers steeds meer eisen gesteld zullen worden. Het EIM zal daar bij haar onderzoekingen op inspelen, zoals dat in de afgelopen 50 jaar steeds is ge- beurd. Want het valt te verwachten dat, naarmate het ondernemen een steeds complexere zaak gaat worden, de be hoefte aan informatie en het beroep op het EIM zullen toenemen. Intussen is men bij het EIM al bezig de uitdaging aan te nemen. Nieuwe onderzoeksmethoden zullen worden ontwikkeld en het onderzoeksterrein zal worden vergroot. Het enthousias me en de deskundigheid van de lei ding en de medewerkers van het insti tuut staan er borg voor dat het EIM de toekomstige verruiming van het ta kenpakket zal vertalen in nog meer objectieve informatie, waar noch de ondernemers, noch de overheid, noch de werkgevers- en werknemersverte genwoordigers buiten kunnen. Want objectiviteit en niet het stellingnemen 'we zijn geen pressiegroep', aldus drs. De Jong - dat is het handelsmerk van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. JD

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 15