dekking financieringsbehoefte deze lijn doorgezet. De problemen wor den duidelijk gesignaleerd, maar de op lossingen nauwelijks aangedragen. Po sitieve aspecten zijn dat er bezuinigd wordt, de extra winst uit de export van aardgas aan het bedrijfsleven ter be schikking wordt gesteld, de eerste f 500,- dividend wordt vrijgesteld en het financieringstekort wordt terugge bracht. De negatieve factoren liggen dicht bij de positieve: er wordt veel te weinig bezui nigd, de positie van het bedrijfsleven verbetert niet (de a.i.q. loopt op tot 97,51), de betalingsbalans blijft slecht, het volumebeleid voor de uitkerings trekkers wordt nauwelijks uitgevoerd en de financieringsbehoefte van het Rijk vermindert nauwelijks. Het toekomst beeld is somber. Het ziet er naar uit dat ook door deze Miljoenennota de proble men niet wezenlijk dichter bij een oplos sing komen. De problematiek rond het financierings tekort verdient extra aandacht. De regering is van mening dat weer moet worden teruggekeerd tot een trendmatig begrotingsbeleid. Hierin wordt de grens aangegeven voor de hoogte van het op langere termijn aan vaardbare begrotingstekort, rekening houdend met de besparingsoverschot ten in de economie en de te verlenen ontwikkelingshulp. In het verleden is dit beleid regelmatig gewijzigd, zowel om theoretische als beleidsmatige redenen. In de praktijk van de zeventigerjaren is gebleken dat het feitelijk tekort vrijwel altijd hoger uitkwam dan het structureel aanvaardbaar geachte tekort. Daarbij kwam het probleem dat de door een re gering gewenste groei van het reëel na tionaal inkomen vrijwel nooit werd ge haald. De huidige regering heeft hieruit in de vorige Miljoenennota de conclusie getrokken dat zij niet kon uitgaan van de trendmatige begrotingsruimte, aan gezien 'het zeer hoge financieringste kort in de afgelopen jaren de structurele omvang belangrijk overschreed'. Met andere woorden: was hiervan uitge gaan, dan had er nog meer moeten wor den omgebogen. Het feit dat de regering nu wel weer wil terugkeren tot een trendmatig begro tingsbeleid, moet van harte worden toe gejuicht. Daar staat echter tegenover dat zowel bij de reden waarom dit ge beurt als bij de uitvoerbaarheid grote vraagtekens kunnen worden gesteld. Als motivering wordt door de regering gegeven dat 'een eerste en belangrijke stap is gezet in de richting van de struc tureel aanvaardbare waarde van het te kort ad circa 4 van het nationale inko men. Dit betekent tevens een belangrij ke stap om de functionering van het trendmatig begrotingsbeleid weer mo gelijk te maken'. Bij een additionele op brengst van het aardgas van f 4V2 mil jard en een lastenstijging van f Wz mil jard kan hetgeen de regering een stap noemt als nauwelijks meer dan een pas je worden aangemerkt. Ten aanzien van de financierbaarheid geldt dat het finan cieringstekort op middellange termijn moet kunnen worden gefinancierd uit de binnenlandse besparingen. Deze blij ken sinds het begin van de zeventiger jaren in procenten van het nationaal in komen echter gestadig terug te lopen. Het lijkt, gezien de ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote en de teruggang in het reële inkomen de vraag of een trendmatig begrotingsbeleid tot iets an ders zal kunnen leiden dan een telken- jare opnieuw moeten constateren van een overschrijding van de norm. Anderzijds is het goed dat aan het eind van een kabinetsperiode een andere aanpak van het begrotingsbeleid wordt bediscussieerd, zodat een nieuw kabi net aan het begin van haar regeerperio de kan profiteren van de resultaten. Dit geldt zeker als daadwerkelijk gebeurt wat de regering nu zegt, namelijk dat de ramingen dan moeten worden opgevat als een prognose en niet als een verkre gen recht. Het feit dat het financieringstekort van het Rijk wordt teruggebracht tot f 13,1 miljard, 4'/4 van het nationaal inko men, lijkt positiever dan het is. De feite lijke financieringsbehoefte zal namelijk uitkomen op f 17 miljard. Dit bedrag is slechts f 1 miljard lager dan het bedrag dat uiteindelijk voor 1980 uit de bus zal komen. Bovendien heeft het kabinet zich bereid getoond om per 1 minder loonstijging het fi nancieringstekort f Vi miljard te laten oplopen, zodat bij een beoogd terug brengen van de loonstijging met 2 de financieringsbehoefte in 1981 even groot zal zijn als in 1980. Ten aanzien van het tekort van de totale overheid kan er nog op worden gewezen dat de cijfers van het financieringstekort van de lagere overheid in de februarinota zijn bijgesteld, waardoor het tekort van 1980 circa Vi lager uitkwam. Er mag worden verondersteld dat anders het te kort van de totale overheid in 1981 ook circa 6 zou zijn geweest. Bij het schematisch invullen van de wij ze waarop de financieringsbehoefte van het Rijk kan worden gedekt moet een aantal aspecten in gedachten worden genomen, die er voor hebben gezorgd dat de dekking van de deze gedurende dit jaar uiterst voorspoedig is verlopen. In de eerste plaats werd via het plaatsen van leningen op de openbare kapitaal markt zo'n f 3 miljard meer aangetrok ken dan in de voorgaande drie jaren. De reden hiervoor is dat de relatief hoge Nederlandse rente te zamen met een re latief goede waardering van de gulden ons land tot één van de weinige voor buitenlanders aantrekkelijke beleg- gingslanden heeft gemaakt. Het inspe len op deze belangstelling heeft de dis cussie over de noodzaak om in het bui tenland te lenen niet opnieuw doen op laaien. Lenen in het buitenland houdt in dat een land toegeeft dat het intern geen orde op zaken kan stellen. De pro blemen worden dan in eerste instantie op het buitenland afgewenteld. In de huidige omstandigheden wordt er dus niet direct in het buitenland ge leend, maar gebeurt dit wel indirect doordat niet-ingezetenen op een aantal Staatsleningen voor zeer forse bedragen hebben ingeschreven. Hoewel een rede lijke kapitaalinvoer te billijken is, voor zover het gaat om het financieren van het betalingsbalanstekort, moet worden betwijfeld of dat op deze wijze moet ge beuren. Een tweede factor waardoor de dekking van de financieringsbehoefte dit jaar vlot is verlopen, was de grote belang stelling die het bankwezen voor de emissies van schatkistpapier aan de dag legde. Hoewel deze in belangrijke mate door de prijsstelling en de kredietrestric tie werd geïnduceerd moet wel worden bedacht dat dit papier, mede gezien de andere rol die dit in de geldmarkt is gaan spelen, niet de meest gewilde uit zetting van de banken behoeft te zijn. Een derde factor is het gedrag van de in stitutionele beleggers, die mede door de relatief hoge rente en de onzekere voor uitzichten een forse beleggingsdrang hadden en veel vooruit belegden. Ten slotte zijn de financieringsconstruc ties van een aantal openbare leningen te noemen, welke in principe tot voor de Staat financieel nadelige consequenties hebben geleid. In het licht van het bovenstaande kan men zich afvragen of de dekking van de financieringsbehoefte in 1981 wel zo voorspoedig zal verlopen. De belang stelling van het buitenland is niet zeker, het aureool van het schatkistpapier staat ter discussie, de institutionele be leggers hebben al heel wat geld belegd en de trucendoos voor financieringscon structies lijkt niet onuitputtelijk. Onder de huidige economische vooruit zichten lijkt het dan ook te verwachten dat de rente in Nederland het komende jaar geen aanzienlijke benedenwaarts gerichte afwijkende trend van de inter nationale rente zal kunnen hebben.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 12