haar toekomstige solvabiliteitspositie, zeker ook omdat De Nederlandsche Bank schijnt te overwegen het aantal posten met 'solvabiliteitsplicht' verder uit te breiden. eigen vermogenspositie. Die positie levert ons thans een welkome buffer op en voldoet aan onze al jaren gehanteer de doelstellingen. Maar het blijft een zaak van goed uitkij ken! De rentemarges zullen om allerlei redenen waarschijnlijk meer dan al het geval is onder druk komen te staan. Bij ons wellicht meer dan bij andere ban ken, omdat wij met een relatief sterkere groei van kapitaalmarktmiddelen te ma ken hebben en met meer verschuivin gen binnen de spaargelden. Daar komt bij dat de ontwikkeling van de verschil lende onderdelen van het garantiever mogen hetNederlandse bankwezen toch wel reden geeft tot enige zorg voor Een lichtpuntje is voor ons dat de kos tenstijgingen de laatste jaren lager ge worden zijn. En als de groei van het ba lanstotaal inderdaad, zoals verwacht wordt, lager wordt, zal dat 'automa tisch' onze relatieve vermogenspositie ten goede komen. Het een staat immers in verband met het andere. Echter, hoe het ook uitpakt, ons beleid moet op een verdere verbetering van de eigen ver mogenspositie van de Rabobankorgani- satie gericht blijven. Een zaak van zelfbeheersing en groeibe- heersing die de veerkracht oplevert, waardoor het voortbestaan van ons bankbedrijf veilig gesteld wordt! Het voorgaande staat natuurlijk niet op zichzelf: wij financieren en het maakt verschil of je sterke of zwakke debiteuren hebt. Het maakt ook verschil of je als financier tegen een risi costootje kunt. We mogen er wel op re kenen, dat de kredietvraag nog wat zal blijven toenemen, maar helaas ook dat de rentabiliteit van vele kredietvragende bedrijven knap onder druk zal komen te staan. In agrarische sectoren is dat al te merken en vooral in het niet-agrarische bedrijfsleven is de juiste verhouding tus sen eigen en vreemd vermogen dikwijls zoekgeraakt en dat zet een rem op de investeringsmogelijkheden. Ons be leidsplan voorziet dan ook dat de roep om deelneming door de banken in risi codragend vermogen sterker zal wor den. Het wijst er ook op, dat er met de liquiditeitspositie van bedrijven wel eens iets scheef zit, omdat kort en lang geld, kredieten en leningen, niet voor de juiste doeleinden gebruikt worden. Hier ligt een vruchtbaar terrein voor onze advisering en begeleiding! In dit verband heb ik nog een passage onderstreept: de toenemende risico graad die bij onze uitzettingen aan be drijfsleven en ook aan particulieren ver wacht moet worden. Daar kampt men immers met een dalend rendement c.q. besteedbaar inkomen, terwijl inmiddels vooral het onroerend goed sterk in waarde gedaald is. Anders dan enkele jaren terug mag niet meer verwacht worden dat de voortdurende waardestij ging van onroerend goed voor een cliënt verdere investering met vreemd vermo gen kan opvangen. Voor ons betekent dat, dat de mogelijkheid om een goede zekerheid bij een financiering te krijgen, er niet beter op geworden is. Ergo, zo stelt het plan, de risicograad neemt toe en dat zat voorat te merken zijn bij top- hypotheken, overbruggingsfinancierin gen en dergelijke. Overigens bevinden wij ons wat de ze kerheden betreft nog in een relatief gun stige positie: doordat veel onroerend goed hypothecair verbonden is hebben onze uitzettingen gemiddeld genomen een wat lagere solvabiliteitseis (en dus risico) dan bij andere banken het geval is. Maar dat neemt niet weg, dat ook wij staan voor het spanningsveld tussen het laag houden van het risico in de krediet verlening en het streven om volop aan de financieringsbehoeften van onze cliënten te voldoen. We zullen ook reke ning moeten houden met meer verlies posten in de toekomst. En daar heb je precies een goede reden, waarom we het al genoemde 'eigen kunnen' willen versterken. Nog even wandel ik verder langs onze vierjaarlijkse beleidsetappe om een paar richtingborden te bekijken. Bij het sparen staat zoiets als: matige vaart en stijgende weg. De cliënt is meer en meer rentebewust geworden en de hoogrentende spaarvormen ne men sterk toe; het verschijnsel van in terne verschuivingen tussen spaargel den en deposito's zal wel blijven. Jam mer is, dat het kapitaalmarktaanbod wel niet erg ruim zal zijn. Alle banken - en niet te vergeten Vadertje Staat - opere ren tegenwoordig meer dan in het verle den op die markt, mede door de krediet beperking. Een van de bekendste borden langs de etappe is ongetwijfeld die welke op de cliëntenbenadering wijst. Ook zonder dat wisten we hier de richting ai lang, maar terecht wordt die dit jaar nog eens in grote letters aangegeven: er komt een bewuste accentverschuiving van een produktgerichte naar een cliëntge richte marktbenadering. Dat is ook bij andere banken te ontwaren en zet na tuurlijk ons huidige eigen brede experi ment met de toepassing van de bank- adviseur-idee in een bijzonder reliëf. Een ander, bescheidener bord, dat we ook niet moeten vergeten, attendeert erop dat (zeer) grote bedrijven de gewoonte aannemen er meer dan één bankrelatie op na te houden. Het verschijnsel van 'tweede bank' dekt kennelijk een be hoefte. Mooi vind ik, dat de 'Sociale aspecten' weer een eigen hoofdstuk in het plan hebben verdiend. Om een etappe uit te rijden moet je natuurlijk van tevoren de weg behoorlijk verkennen: waar zijn de gevaarlijke bochten, de cols en de afda lingen? Je moet goed materiaal hebben ook, maar uiteindelijk moeten de ren ners het zelf doen! Geen wonder dan ook, dat in ons beleidsplan onverbloemd het een en ander van de vaardigheden en het improvisatievermogen van het management wordt verwacht! Er is ook begrip voor de druk die de ko mende veranderingen in de arbeidspro cessen ook op onze eigen mensen zul len leggen. De functie-eisen zullen door die veranderingen (toepassing technolo gie en automatisering) worden ver breed. Er zijn verschuivingen te ver wachten van lagere en middelbare naar hogere functies. De Rabobankorganisa- tie zal daar in toenemende mate mee te maken krijgen. Dat is een uitdaging, die we zonder 'stress' met z'n allen moeten opvangen. Door opleiding, personele begeleiding en advisering dient te worden voorko men, dat enkelingen of groepen door veranderingen kwetsbaar worden. Te recht wordt in het beleidsplan dan ook gewezen op het toenemende welzijns- bewustzijn, dat heden ten dage bij velen in het arbeidsproces is te ontwaren. De betekenis van de arbeid en van de ar beidsomstandigheden wint al meer aan gewicht. Ik vond het heel goed op een van die wegborden van ons pian te le zen, dat wij - dat zijn de personeelsle den en dus ook ikzelf - ons best moeten doen door openheid en duidelijkheid ons positief tegenover die problemen op te stellen. Want zonder zo'n houding van het personeel kan zelfs een grote arbeidsorganisatie als de Rabobank niet veel echte zoden aan de dijk van het 'welzijn' zetten. En daar wil deze toch graag aan meewerken, meen ik te we ten. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 5