1600
1700
1750
268
603
770
1449
G. J. Kanters
jaar
1969
1975
1979
aantal deelnemende
scholen
aantal deelnemende
leerlingen
125 000
94 000
95 000
1-1-1975
1-1-1978
1-1-1980
1-7-1980
aantal spaarders
13000
105 000
191 000
207 000
totaal tegoed
f 3 miljoen
f 61 miljoen
f 150 miljoen
f 160 miljoen
jaar
31-12-1963
21-12-1968
31-12-1973
31-12-1978
aantal
deelnemers
535 000
700 000
720 000
936 000
aandeel van totaal aandeel van
de Rabobank xfl miljoen de Rabobank
37
46%
53
53
41
48%
56%
57
matig (kleine) bedragen in te leggen. De
rentevergoeding bedraagt thans IVt,
en over opgenomen bedragen wordt
1 retourrente in rekening gebracht,
tenzij het opgenomen bedrag kleiner is
dan f250,- per jaar. In dat geval wordt
geen retourrente in rekening gebracht.
In het jaar waarin de spaarder 11 jaar
wordt, wordt het gehele tegoed zonder
berekening van retourrente ter beschik
king van de spaarder gesteld. De ont
wikkeling van deze spaarvorm is erg po
sitief.
Per 1-7-1979 waren er 70 500 spaar
ders met een totaal tegoed van f30,5
miljoen. Per 1-1-1980 waren er 156 000
spaarders met een gezamenlijk tegoed
Creditgelden/
Spaarvormen
van f 67 miljoen, terwijl per 1 -7-1980 de
stand 206 000 spaarders en een tegoed
van f88 miljoen bedroeg.
Er zijn voor de categorie jeugdigen van 6
t/m 11 jaar ook manieren van sparen
waarbij niet direct voor elke storting een
bezoek aan de bank gebracht moet wor
den.
Een van de bekendste is het schoolspa-
ren.
Schoolsparen
Aan het schoolsparen kan door de leer
lingen van de basisscholen worden
deelgenomen.
De Rabobank heeft een aantal aan de
wensen van het onderwijzend personeel
aangepaste systemen:
a spaarzegels; een functionaris van de
bank bezoekt op vooraf overeengeko
men tijden de schooi om de spaarzegels
aan de leerlingen te verkopen.
b spaarkisten; de bank stelt een zgn.
spaarkist ter beschikking van de school
waarin elke deelnemende leerling een
eigen vakje heeft om zijn/haar spaargeld
in te deponeren.
c spaarlijsten; het onderwijzend perso
neel noteert periodiek op een lijst het
door de deelnemende leerlingen 'mee
gebrachte' bedrag.
Het schoolsparen kent al vele jaren een
grote populariteit. (Tabel 1
In het kader van het omgaan met geld
nu en later laat ook de Consumenten
gids (mei 1979) zich - zij het met enige
kanttekeningen - positief uit over het
schoolsparen:
'Het is een systeem waarbij zeer jonge
kinderen direct met geld en sparen in
contact komen. Schoolsparen draagt er
op bescheiden wijze toe bij, dat men al
op zeer jeugdige leeftijd met geld leert
omgaan. En dat is kennelijk nodig. Re
cente studies wijzen uit, dat veel jong
gehuwden in financiële moeilijkheden
raken, omdat men te gemakkelijk lenin
gen afsluit, doordat men een schrikba
rend gebrek vertoont aan financiële
kennis en ervaring.
Aldus een citaat uit genoemde Consu
mentengids.
Grijp 5
In het jaar waarin de jeugdige spaarder
11 jaar wordt kan hij een 'overstapje'
nemen van het Rabobank Kinderspaar-
plan naar Grijp 5.
Een voor jeugdigen van 11 t/m 14 jaar
aantrekkelijke spaarvorm omdat de Ra
bobank aan hen, die de 5-jarige spaar-
termijn hebben voltooid en ook verder
aan de gestelde voorwaarden voldoen,
een spaarpremie verstrekt van 5 over
het totaal van de tijdens de spaartermijn
per saldo ingestelde bedragen plus
daarover gekweekte rente.
Een premie van 5%: vandaar de naam
'Grijp 5' I
Vanaf het begin van deze specifieke
spaarvorm voor jeugdigen tot heden
mag 'Grijp 5' zich in een toenemende
belangstelling verheugen. (Tabel 2.)
Bij het ontwerpen van deze spaarvorm
is gekozen voor een regeling, die qua
opzet en methodiek kan worden gezien
als een voorloper op het Ideaalspaar-
plan 'de Zilvervloot'. De Grijp 5-spaarder
geraakt als vanzelf vertrouwd met de
systematiek van 'de Zilvervloot', waarop
hij bij het bereiken van de 15-jarige leef
tijd kan overstappen.
De Jeugdspaarwet (Ideaalspaarplan
'de Zilvervloot')
In het kader van de bevordering van het
'duurzame persoonlijk bezit', waarmede
de overheid in de jaren 50 een aanvang
maakte, onderkende de overheid dat
sparen en leren omgaan met geld op
jeugdige leeftijd geleerd moest worden.
Gezien het toenmalige economische kli
maat en de leerplichtige leeftijd van 14
jaar, was het niet verwonderlijk dat men
de aanvangsleeftijd op 15 jaar stelde. Bij
het bereiken van de 21-jarige leeftijd
sluit de inschrijving aan 'de Zilvervloot'.
Door de inspanningen van de bij 'de Zil
vervloot' betrokken banken en de over
heid is de Zilvervloot vanaf het begin
(1958) een succes geweest. (Tabel 3.)
Vooral de Rabobanken hebben zich erg
ingespannen om de deelname aan 'de
Zilvervloot' te stimuleren. Het succes
hiervan mocht blijken in september
1979 toen de Rabobank de 500 000e
Rabobankspaarder aan 'de Zilvervloot'
kon begroeten.
Conclusie
Al met al mag gezien bovenstaande cij
fers en ontwikkelingen geconcludeerd
worden dat de inspanningen van onze
organisatie niet voor niets zijn geweest
en dat het sparen door jeugdige perso
nen nog steeds toekomst heeft.