dat er eigenlijk geen voortgang wordt
West-Duitsland in Europa naar voren
halen. Eenzelfde ontwikkeling geldt voor
andere landen.
Niet alleen op industrieel gebied, maar
ook op het vlak van de landbouw en de
voedselvoorziening zijn de Westeurope-
se landen zo verweven geraakt dat een
stap terug naar meer nationaal land
bouwbeleid ernstige gevolgen heeft.
Doordat er in wezen geen weg terug is,
kunnen de landbouwministers in de
Europese Gemeenschap ook steeds
minder op oplossingen aansturen die
primair gericht zijn op het eigen natio
nale belang. Wanneer dat wel gebeurt,
zien we, zoals in de afgelopen twee jaar,
geboekt.
Koersen op één lijn
De landbouworganisaties in de verschil
lende Europese landen hebben direct bij
de start van de EG de gemeenschappe
lijkheid van hun problemen onderkend.
In het COPA treffen de organisaties el
kaar op Europees niveau. Ook recht
streekszijn er regelmatig contacten.
Zo zijn er jaarlijks contactbesprekingen
van de Nederlandse landbouworganisa
ties met de Deense zusterorganisaties.
Sinds enkele jaren ook met de Duitse
Bauernverband. Eind augustus vond
weer zo'n bijeenkomst plaats.
Daarbij komen ook zaken aan de orde
waar verschillend tegen aangekeken
wordt. Zo'n punt was in het afgelopen
jaar de WIR. Door het belastingsysteem
in ons land duidelijk te maken aan de
zusterorganisaties kan veel kritiek wor
den weggenomen. Het aardgasprijsbe-
leid voor de tuinbouw is op dit moment
zo'n punt.
Verder zijn er nog vele aangelegenhe
den waarbij het Europese beleid nog
maar matig is ontwikkeld zoals het keu-
ringsbeleid in de verschillende landen
en het beleid ten aanzien van toegela
ten stoffen in voedingsmiddelen.
Een gemeenschappelijke visie van het
bedrijfsleven op de aanpak in de ver
schillende landen is dan extra geboden.
Wanneer het beleid in de verschillende
landen op dergelijke onderdelen niet op
één noemer kan worden gebracht dreigt
hetgeen in de Europese Gemeenschap
is opgebouwd aan vrij grensverkeer van
produkten weer teniet te worden ge
daan. De Nederlandse varkenshouder
heeft dat gemerkt toen dit voorjaar de
export stagneerde door verschil van in
zicht tussen Nederland en West-Duits-
land over keuringsmethoden van vlees.
Zaken genoeg dus die een internationa
le aanpak nodig maken. Problemen ook
die duidelijk maken dat het Europese
landbouwbeleid nog meer kanten heeft
dan financiering van de uitgaven of te
rugdringen van de produktiegroei.
Halve informatie
Van Recife onderweg naar Kaapstad is Simon den Danser op een vaste zuid
west passaat met halve wind St. Helena reeds gepasseerd. Met iedere 15
graden oostwaarts wordt de bootklok een uur bijgesteld. Bij het schrijven van
dit journaal begint Kaapstad op een positie van ongeveer 15° Oost, 30° Zuid
in het figuurlijke vizier te komen. Wij schatten nog 10 dagen te doen om de
afstand tot de mooiste stad van het zuidelijk halfrond te overbruggen.
De radio is op deze lange oversteek onze enige verbinding met de vaste wal.
Aanvankelijk hebben wij afgestemd op Zuidamerikaanse stations, maar
thans zijn wij geleidelijk aangewezen op de weerberichten van de Afrikaanse
kuststeden.
In deze contreien besef ik pas goed hoe wij in Europa verwend zijn.
In de Europese kustwateren is het immers mogelijk om van uur tot uur en op
langere termijn de weerssituatie te peilen. In onze terminologie heet dat de
météo, een van de belangrijkste 'wetenschappen' die aan boord van zeezei
lers worden bedreven.
Het weerbericht dat wij in dit deel van de Atlantische Oceaan opvangen is
summier. Om een juist beeld te krijgen van verwachte cyclonale en anticyclo-
nale luchtbewegingen, moet een hoop intuïtie bij de feitelijke berichtgeving
worden gemengd.
Radio Port Nolloth meldde bijvoorbeeld een diepe depressie op 100 mijl
van onze positie. Maar over snelheid en richting van de depressie werden
geen nadere berichten doorgegeven.
Deze gegevens zijn voor een oceaanzeiler echter erg relevant. Exacte infor
matie mag echter op dit deel van de Atlantische Oceaan niet worden ver
wacht. Wij varen immers in de wateren van de Derde Wereld. Gegeven het
feit dat de weerstations hier niet volledig toegerust zijn, mag ik van hen niet
méér verwachten. Hun informatie beschouw ik dan ook als volledig. Wat mij
ontbreekt met betrekking tot snelheid en richting van hoge en lage drukge-
bieden moet ik zelf aanvullen.
De Europese en Amerikaanse weerstations beschikken over geavanceerde in
strumenten en voorspellingsmethoden, waarbij de computer een grote rol
speelt.
Als zeezeiler ben ik toch nog vaak geconfronteerd geweest met halve infor
matie, zelfs in de Europese kustwateren. Zonder enige reserve worden daar
depressies (die zijn immers voor zeezeilers het meest gevaarlijk; een hoge-
drukgebied betekent meestal 'zwalken op het water') met exacte gegevens
omtrent snelheid en richting aangekondigd. De computerkaarten hebben dat
immers uitgewezen. Dus gaat zo'n bericht de lucht in.
Een aantal uren later blijken de laatste twee elementen van de informatie ge
wijzigd te zijn. Ik zou zeggen, geef een bericht door in de geest van 'omtrent
snelheid of richting van de depressie kunnen wij niet precies zijn', of geef als
bericht door een zgn. 'vork' van hoogste en laagste snelheid resp. een breed
veld waarbinnen de depressie zich kan bewegen.
Dat is meer volledige informatie dan exacte halve informatie.
In Kaapstad, waar ik met het thuisfront belde, werd deze zienswijze nog eens
bevestigd. Daar vertelde men mij, dat op 30 mei 1980 door het KNMI een de
pressie werd aangekondigd, welke in de avond alleen in Zeeland en de Zuid
hollandse eilanden regen zou brengen. Op die dag werd echter een groot deel
van Nederland door (langverbeide) regenbuien verrast. Het KNMI had beter
kunnen melden dat onzekerheid over snelheid en richting van de depressie
bestaat dan déze informatie door te geven. Op het land kan depressie en re
gen nuttig zijn, zoals op de 30e mei, op zee is het soms een kwestie van leven
en dood.
De moraal van dit verhaal is: wees niet alleen op zee, maar ook in je bedrijf of
organisatie beducht voor exacte, maar halve informatie...
C. G. Compaen