af als hij bekent: als nummer twee be
kent, krijgt nummer één de maximale
straf als hij ontkent, en een lichte straf
als hij bekent: als nummer twee ont
kent, dan wordt nummer één bij beken
tenis behalve in vrijheid gesteld, ook
nog beloond, terwijl hij bij ontkentenis
slechts in vrijheid wordt gesteld. Dus
bekent hij. Deze redenering geldt omge
keerd ook voor nummer twee. Het re
sultaat is, dat ze beiden licht worden
bestraft. Maar het is duidelijk, dat ze be
ter af zouden zijn, als ze allebei zouden
ontkennen! Daarom staan de gevange
nen voor een dilemma. Zouden ze hun
actie kunnen coördineren en elkaar vol
ledig vertrouwen, dan zouden ze niet
bekennen en in vrijheid worden gesteld.
Hier manifesteert zich het coöperatieve
in de speltheorie.
Waarom besteden we nu zoveel aan
dacht aan dit aan de rand staande
vraagstuk? Omdat het illustratief is voor
tal van situaties in het maatschappelijk
leven. Situaties, die eveneens worden
gekenmerkt door paradoxale trekken en
'ingebakken' conflicten en die 'panklaar'
zijn voor de coöperatieve gedachte. Zo
kan de uitputting van natuurlijke bron
nen worden vergeleken met de (subop-
timale) strategie van het bekennen door
de gevangenen; het is in ieders voordeel
om de winning zo intensief mogelijk te
doen, althans zo lang coöperatie achter
wege blijft. Het uitroeien van bepaalde
diersoorten omwille van voedsel, hui-
den, e.d. kan op dezelfde manier wor-
den verklaard. Zo ook verkeerscongestie
en filevorming. In al deze gevallen is er
sprake van neveneffecten, die verder
reiken dan de belangen van de direct
betrokkenen. Voor deze schadelijke ne
veneffecten bestaan veelal geen prijzen,
reden waarom ze kunnen gedijen. Het
klassieke prijsmechanisme gericht op
het reguleren van de economische ge
dragingen van individuele huishoudin
gen, schiet in dit opzicht te kort. Er zou
immers een prijs moeten gelden voor
collectief geleden schade, maar wie is in
staat die te bepalen? Overheden lijken
hiervoor het meest aangewezen, maar
ook zij missen veelal een toetsings
maatstaf voor de prijsvaststelling. In
veel gevallen grijpen ze - om begrijpe
lijke redenen - naar het middel van pro
hibitieve prijzen, namelijk verboden.
Soms is het echter wel doenlijk om tot
een redelijke prijs te komen, zoals bij
milieuheffingen, e.d. Dan kan een ver
band worden gezocht met de kosten,
die gemaakt zouden moeten worden
om verontreiniging door het aanbren
gen van zuiveringsinstallaties tegen te
gaan; vergelijk het adagium 'de vervui
ler betaalt'. Maar het blijft behelpen.
Het economische en politieke leven is
doorspekt met gevangenen-dilemma's.
Denk maar aan stakingen, boycots, de
gewenste graad van sociale zekerheid,
de samenstelling van de financiële
structuur van bedrijven naar diverse
soorten vermogen. Ook hier geldt, dat
kortzichtig geformuleerde eisen van be
paalde individuen of groepen tot on
evenredig grote schadelijke effecten
voor het totaal (de nationale economie,
c.q. de collectiviteit van vermogensver
schaffers) kunnen leiden.
Actueel is het sociaal-economische
keuzevraagstuk van meer koopkracht
versus meer werkgelegenheid. In mijn
ogen een 'gevangenendilemma' in opti-
ma forma. Geven de werkgevers toe in
zake een bepaalde looneis, dan komt
het bedrijfsrendement en daardoor mo
gelijkerwijs de werkgelegenheid verder
in het gedrang. Geven ze niet toe, dan
riskeren ze een staking met alle gevol
gen van dien. Geven de werknemers
toe, dan is er nochtans de onzekerheid
over het verbeteren van de werkgele
genheid. Geven ze niet toe, dan resul
teert een staking of verminderde werk
gelegenheid. Voor beide partijen afzon
derlijk zijn er sterke stimulansen om niet
toe te geven. Het is duidelijk, dat partij
en beter in samenspraak de mogelijke
consequenties van hun beider opstelling
kunnen nagaan. Pas dan kan koopkracht
op een evenwichtige manier tegen meer
werkgelegenheid worden afgeruild. Ook
voor deze afruil levert het marktmecha
nisme niet automatisch regulerende
prijzen (sancties) op. Reden te meer om
door coöperatie tot voor allen betere
uitkomsten te komen.
Uiteraard biedt een dergelijke structure
ring op zich geen garantie voor altoos
harmonieuze oplossingen. Het geza
menlijke voordeel van de 'spelers' zal
niet in alle gevallen zo duidelijk aanwijs
baar of bepaalbaar zijn als bij het dilem
ma der gevangenen. Maar de reële mo
gelijkheden die een coöperatieve opzet
schept boven een niet-coöperatieve
biedt altijd wel perspectieven. Als partij
en dat niet inzien of niet wensen in te
zien, doet dat niet zozeer afbreuk aan de
structuur, maar veeleer aan hun eigen
bedoelingen.
Onze volkshuishouding wordt op allerlei
niveaus gekenmerkt door de overleg
structuur. Ik ben ervan overtuigd, dat
binnen deze structuur - wellicht zonder
dat men zich dat altijd realiseert - tal
van gevangenendilemma's nader tot
een oplossing worden gebracht. Naar
mijn mening moet het functioneren van
de Sociaal Economische Raad, de Natio
nale Coöperatieve Raad, de regerings
coalitie, de vakgroepsraad binnen de
universiteit en tal van andere instituten
mede in dit licht worden bezien.
Voor de lezer van dit periodiek is de
coöperatieve gedachte een vanzelfspre
kendheid. Hij pleegt deze gedachte ech
ter vrijwel steeds te verbinden aan sa
menwerking van individuen met gelijk
gerichte belangen. Denk aan de aan- en
verkoopcombinaties, alsook uw eigen
coöperatieve bankinstelling.
In het bovenstaande richtten we ons
met name op samenwerking tussen
partijen in situaties, waarin de belan
gentegenstelling van nature ligt beslo
ten. Daaraan wijdt zich de coöperatieve
speltheorie met als archetype (oertype)
het 'dilemma der gevangenen'.