commissie brandt overschrijden. Dit geldt met name voor de OPEC-landen die grote overschotten op hun betalingsbalansen hebben. Voorts heeft de sterke groei van de in ternationale kredietverlening veel lan den (overigens niet alleen de ontwikke lingslanden) met betalingsbalanstekor ten verleid tot het afzien van aanpas singsmaatregelen. De commissie-Brandt stelt voor, het bo venstaande in overweging nemende, om een waarlijk internationale valuta te creëren die gebruikt kan worden als re servevaluta, maar ook als internationale transactievaluta. De in 1968 gecreëerde SDR (Speciale Trekkings Rechten op het IMF) wordt als deze internationale valu ta voorgesteld. Wil de SDR echter als zodanig functioneren, dan zal er een aantal verbeteringen aangebracht moe ten worden, met name op het gebied van verhandelbaarheid en rentevergoe ding. De toename van de hoeveelheid SDR's zou afgestemd moeten worden op de reële behoefte aan internationale liqui diteiten, terwijl het IMF, dat de SDR's uitgeeft, de rol van een mondiale cen trale bank zou moeten gaan vervullen met als consequentie dat haar bevoegd heden uitgebreid worden. Daarnaast zouden de voorwaarden voor financiering van landen met betalings balansproblemen veranderd dienen te worden. Zo wil de commissie-Brandt dat aan deze landen een langere aan passingsperiode wordt gegund dan tot nu toe gebruikelijk is. Zij bepleit voorts het voorschrijven van beleidsmaatrege len voor landen met tekorten, maar eveneens voor landen met overschot ten. Voor de eerste categorie dienen dat afremmingsmaatregelen te zijn en voor de tweede stimuleringsmaatregelen. In dit kader is het interessant op te merken dat in het EMS een dergelijke benade ring in principe geaccepteerd is. Met de hierboven omschreven basi sprincipes voor een nieuwe, effectieve internationale monetaire orde zou in be ginsel te werken zijn, mits er een garan tie is voor een relatieve stabiliteit van de SDR. Dit betekent dat er voldoende ver trouwen in deze 'internationale valuta' moet bestaan. Bovendien moet de SDR een concurre rend rendement geven met andere liqui diteitsmiddelen. De SDR moet als inter nationaal betaalmiddel geaccepteerd worden, hetgeen onder andere mee brengt dat ook de Oosteuropese landen deze 'valuta' als betaalmiddel moeten kunnen verkrijgen en willen accepteren. Het schuldprobleem van de ontwik kelingslanden Internationale financieringen en buiten landse schuld bestaan al zo lang als er internationale handel is. Nieuw voor de periode na 1945 was dat internationale organisatie en nationale overheden de taak op zich genomen hebben, projecten in ontwikkelingslan den te financieren. Nieuw was ook het feit dat transnationale ondernemingen zijn ontstaan met betalingsstromen en kredietstromen die zich niet meer aan nationale grenzen houden. In reactie hierop zijn de debiteurlanden gaan reke nen op deze mogelijkheden, teneinde hun ontwikkeling te financieren. Na de oliecrisis nam de financiering van ontwikkelingsprojecten en betalingsba lanstekorten door particuliere banken een ongekende vlucht. Bedroeg het aandeel van bankkredieten in de buiten landse schuld van ontwikkelingslanden veau, dat wil zeggen internationaal en bilateraal, moeten de landen nu einde lijk eens hun doelstelling om 0,7 van het Bruto Nationaal Produkt ter beschik king te stellen van de ontwikkelingslan den waarmaken. Ze zouden deze doel stelling in de toekomst zelfs moeten gaan opvoeren tot 1 (in 1978 en 1979 werd slechts 0,35 en 0,34 van het BNP van de OESO-landen vrijgemaakt voor ontwikkelingshulp). Ook de rijkere ontwikkelingslanden en de Oosteurope se landen dienen een reële bijdrage te leveren. Daarnaast zouden er, bijvoor beeld via heffingen op de internationale handel in het algemeen en op de wa- penproduktie of export in het bijzonder, in 1970 nog 17 nu bedraagt het bijna 40%. Het totaal aan buitenlandse schuld van ontwikkelingslanden werd in 1979 geschat op 300 miljard. Door de toenemende schuld, de geringe vooruit zichten voor een economische opleving en de relatieve vermindering van de steun door de overheden is terugbeta lingscapaciteit van de debiteurlanden in het centrum van de belangstelling ko men te staan. De voortdurende negatie ve verstoring van de betalingsbalans ontwikkeling van de ontwikkelingslan den, voornamelijk door olieprijsverho gingen, draagt niet bij tot verbetering van de vooruitzichten op korte termijn. De armoede in de ontwikkelingslanden en de noodzaak van verdere ontwikke ling vereisen echter dat aan de continuï teit van de toevloed van financiële mid delen naar deze landen niet getornd kan worden. De commissie-Brandt heeft een aantal voorstellen ontwikkeld om deze conti nuïteit veilig te stellen én de totale stroom te vergroten. Op overheidsni- ontwikkelingsfondsen in het leven kun nen worden geroepen. Deze fondsen moeten voor een groot deel via de We reldbank en de regionale ontwikkelings banken naar de ontwikkelingslanden geleid worden. Ook de eigen financieringscapaciteit van deze instellingen zou verbeterd die nen te worden. Men zou voor de beste dingen prioriteiten moeten aanwijzen, zoals bijvoorbeeld voedselproduktie en energieprojecten. Financieringen door commerciële banken, welke nu in ge vaar dreigen te komen, dienen volgens de Commissie bevorderd te worden door het stimuleren van de medefinan ciering. Particuliere banken zouden ren tesubsidies en eventueel garanties voor hun leningen dienen te krijgen bij hun kredietverlening aan de armste ontwik kelingslanden. Het komt ons voor dat als de directe overheidssteun wordt uit gebreid speciale regelingen ten behoeve van de commerciële banken niet nood zakelijk zijn. Ook is het belangrijk, dat internationale organisaties en nationale overheden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 10