sofische en een sociaal economische re
den. De filosofische is dat de Amerikaan
in de eerste plaats een man van de vrij
Prof. Van der Wilde: 'Ja, maar je moet
dit soort zaken wel genuanceerd bekij
ken. Je gaat altijd van bepaalde verhou
dingen uit en je moet de zaken 'ex post',
na afweging dus van een aantal facto
ren, bekijken. Die factoren kunnen per
sector - de detailhandel, het ambacht -
verschillen. In de detailhandel heb je te
maken met een noodzakelijke winst
marge, die tussen inkoop en verkoop
ligt. Stijgen de kosten meer dan de al
genoemde 1,3 procent, en mag je maar
1,3 doorberekenen, dan daalt die marge
en dat betekent inkomensvermindering.'
Inkomensachteruitgang, dat geldt voor
meer groepen. Moet niet iedereen ma
tigen terwille van het hogere doel infla-
tiebestrijding en werkgelegenheidsbe-
v ordering?
vdW: 'Uiteraard, maar dan zit je wel
meteen bij het nationale spelletje Zwar
te Pieten dat elk jaar wordt opgevoerd.
Er is immers geen groep, die als groep
eenzijdig gezegd heeft: wij zullen wel
even matigen. En als je dan als verte
genwoordigers van het midden- en
kleinbedrijf bij dat spel aanwezig bent,
en niemand wil een stapje terug doen,
dan zou je de balans voor de kleine on
dernemer, van wie er nog heel wat zijn,
die dikwijls nog geen modaal inkomen
verdienen, behoorlijk in ongunstige zin
laten doorslaan, als je dat wel eenzijdig
zou doen. Matigen moet een nationale
sport worden, voor iedereen. Het dient
bijvoorbeeld ook niet zo te zijn, dat al
leen de werknemers moeten matigen.'
Is het bestaande overleg van regering
en sociale partners, dat steeds maar
mislukt en waarin de onderhandelingen
over de loonruimte de boventoon voe
ren, wel in staat om dat te realiseren
Moet er niet een veel breder sociaal-
economisch overleg komen, waarin de
partners zowel over de loonruimte, als
over de prijsontwikkeling afspraken ma
ken?
vdW: 'Wat mij betreft mag er best een
veel breder overleg komen. Of dat er
snel inzit, dat is nog de vraag, Maar
vóórdat je de structuren gaat wijzigen,
moeten er naar mijn mening eerst een
paar oplossingen komen voor allerlei in
gesleten, stereotype gedachten, die de
totstandkoming van nieuwe structuren
in de weg staan. Zulke stereotypen zijn,
als je de werknemers hoort zeggen, dat
de ondernemers de lonen alleen maar
laag willen houden om de exportpositie
te verbeteren. Of de ondernemers, dat
de werknemers altijd maar klagen en al
leen maar op eigen belang uit zijn. Dat
zijn ingesleten, eenzijdige gedachten.
Werkgevers en werknemers moeten
hun uitgangspositie herzien, zeker nu er
tekenen zijn dat we aan het de-industri-
aliseren zijn. De Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid consta
teert dat niet voor niets.'
In Amerika is deze de-industrialisering
gepaard gegaan met een grote toename
van werkgelegenheid in het middelgrote
en kleinere bedrijf, in tien jaar tijds was
er een groei van 4,5 miljoen arbeids
plaatsen. Maar liefst 66 procent van die
groei vond plaats in bedrijven tot 20
man personeel. Waarom hebben we in
ons land zo'n ontwikkeling niet gezien?
vdW: 'Om een aantal redenen, een filo-
heid is. Vrij ondernemerschap, het zelf
ondernemer worden, wordt in Amerika
hoog gewaardeerd. En, het wordt niet
zo ernstig genomen, als het een keer
mislukt. Bij ons is dat anders. Het on
dernemerschap wordt eigenlijk nauwe
lijks geduld. En dan is het ook nog een
schande als je een keer failliet gaat.
Daarom begint een aantal mensen er bij
ons nu gewoon niet aan. Daar komt nog
bij - de sociaal-economische reden
dat veel mensen, die best zouden willen
zich wel twee keer bedenken, vanwege
ons stelsel van sociale zekerheid, dat
enerzijds veel meer zekerheid geeft,
maar dat anderzijds vergt dat je in ons
land alles twee keer moet verdienen om
het één keer uit te kunnen geven. Belas
ting en sociale lasten maken, dat, zelfs
bij dezelfde geaardheid van de mensen,
het bij ons veel moeilijker zou gaan.'
'Desalniettemin moet ik zeggen dat de
cijfers die in dit verband over Nederland
bestaan geen precies beeld geven. On
langs door de heer Twaalfhoven van In-
divers (die stelt dat de werkgelegen
heidsgroei in kleine bedrijven in ons
land achterblijft) gebruikte cijfers waren
CBS-gegevens, waarin de kleine onder
nemingen zonder personeel niet voor
kwamen. De cijfers van het Centraal Re
gistratiekantoor voor Detailhandel en
Ambachten geven de laatste jaren juist
een pluspunt te zien bij onze ambachten
en detailhandel. In deze beide sectoren
worden meer initiatieven genomen, dan
algemeen wordt verondersteld. En ver
der bespeur ik ook via gegevens van het
Economisch Instituut voor de Bouwnij
verheid dat middelgrote ondernemingen
in de bouw wat terrein gaan winnen.
Bedrijven met zo'n 10 tot 20 man perso
neel.'
Moet de overheid iets extra's doen om
te zorgen dat er in het midden- en klein
bedrijf meer wordt geïnvesteerd in ar
beidsplaatsen?
vdW'Het lijkt nogal voor de hand lig
gend. En dat vinden we ook als het gaat
om bijvoorbeeld de bouwsector. De
bouwmarkt heeft als het ware haar ei
gen beurs. Dat is de Tweede Kamer. Als
men daar afspreekt een bepaald aantal
woningen per jaar te bouwen, dan is
daarmee de vraag bepaald. Maar als de
overheid zegt: ik kan er niet meer zoveel
geld inpompen, dan valt een deel van de
vraag weg. Nu vindt iedereen wel dat de
bouwmarkt niet gefrustreerd moet wor
den, maar toch moet daarbij de vraag
gesteld worden waar we het collectief
vandaan moeten halen in dit land, nu
we het individueel niet hebben. Zo is het
ook met overheidssteun voor het mid
den- en kleinbedrijf: waar haal je het
collectief vandaan, als we het individu
eel niet meer hebben? Dat is meteen
ook het punt waar ministerVan der Stee
(Financiën) mee zit. Waar haalt hij die 6
miljard tussen uitgaven en inkomsten
vandaan? Vaststaat dat je het draagvlak
van onze economie - en dat zijn vooral
de bedrijven die het moeten verdienen-
niet verder kunt belasten. Ik denk daar
om dat de oplossing gevonden moet
worden in verschuivingen, in het bevor
deren van bepaalde functies in de com
merciële sector, die nu in de kwartaire
sector worden vervuld. Dat zou de eco
nomie nieuwe impulsen kunnen geven.
Ik noem bijvoorbeeld het zelfstandig
exploiteren van een dorpshuis. Er zijn
best horeca-ondernemers die dat willen
gaan doen, ook als ze daarvoor een di
ploma maatschappelijk werk zouden
moeten hebben.'
Er is pas een artikel in ons blad geweest
over deze materie van de hand van mr.
Zegers, onderdirecteur van de Centrale
Rabobank. In een persoonlijke bijdrage
doet hij aanbevelingen in dezelfde rich
ting. Wat de financiering van dit soort