Per 31 december 1906 bleek er een na delig kassaldo te zijn van wel f4,88Vi. Daaraan zal een gekochte brandkast van f 85,- wel debet zijn. over de achter de rug zijnde crisisjaren bouwers die hun belangen behartigden maar ook, ja zelfs meerendeels, men- schen uit andere kringen die bleken een warm hart te bezitten en te ijveren voor de belangen van den landbouwstand.' Om kort te gaan: de sfeer op deze ver gadering was blijkbaar zó volmaakt dat ook onze afgevaardigde, 'die door de barre winterkou heen zich naar Utrecht had gespoed, zich daar zoo goed thuis gevoelde in dien kring hem aanvankelijk vreemd, maar spoedig sympathiek...' Maandblad niet nodig Geheel volgens moderne begrotings technieken kon men toch wel gerustge steld worden want: 'Gaat men na dat men dit jaar f69,70 buitengewone uit gaven heeft gehad aan administratief werk, boeken enz. hetgeen een ander jaar niet meer in die mate behoeft voor te komen, dan zou men ongeveer f49- hebben overgehouden.' In ieder geval verdiende en kreeg de kassier alle mo gelijke lof voor zijn zorgvuldig beheer, óók van de inspecteur van de Centrale Bank. Het ging daarna ook veel beter want op 3 oktober 1907 was aan kasgeld eenen dertig cents te tellen. De Centrale Bank wilde wel eens iets meer gaan doen aan de algemene com municatie tussen de aangesloten ban ken maar 'een schrijven... om de oprich ting van een Eigen Maandelijks Orgaan in de hand te werken wordt (door de raad van toezicht) als te kostbaar en niet noodzakelijk afgewezen...' Dat werd ook op de Algemeene Verga dering van de Centrale Bank duidelijk naar voren gebracht. Mede daardoor werd deze zaak - zoals te doen gebrui kelijk - aangehouden tot de volgende (Algemeene) vergadering. Jammer is het dat zowel ds. Boukema als burgemeester Römelingh naar el ders zullen vertrekken: wonderlijk is het dat beide mededelingen door de verga dering met 'grote instemming' werden aangehoord! Eveneens werd met instemming het voorstel van ds. Abbing aangehoord om nieuw-aangenomen dienstpersoneel een Raiffeisenspaarboekje te geven met een bedrag van f2,50. Dit laatste dan wel 'in mindering van de huur (d.w.z. van het jaarloon)'. Dit voorstel werd met applaus begroet. Notulist meent dat de tijd zal leren of alle bijvalbetuigenden zich daaraan zullen houden. De bank kon per 31 december 1910 be schikken over een reserve van ruim f91,—; daarom kon ds. Abbing, toen hij in september 1911 afscheid moest ne men wegens vertrek, zeggen dat hij als lid van de raad van toezicht de bank werkelijk had zien opgroeien en bloeien. Bovendien had hij daardoor ook nog zijn kennis vermeerderd. Voor zijn trouw jegens de bank werd hij door voorzitter en kassier in warme be woordingen bedankt. Maar ook kassier Koops verdiende wel een pluim. Daarom werd in 1912 het voorstel om zijn salaris te brengen op f 85,- met daverend applaus begroet en mocht hij - voorlopig - nog bést drie ja ren aanblijven. Het jaar 1916 was dat van de geboorte van het officiële orgaan De Raiffeisen- Bode (zoals bekend de Utrechtse voor loper van ons huidige maandorgaan). Dit blad werd door de voorzitter de le den aanbevolen, hetwelk vijftig cents per jaar zal kosten. Bij de opening van de ledenvergadering van 4 maart 1919 sprak de voorzitter vanwege de oorlog en de tegenwoor dige toestand waarin wij nu verkeren. De notulist zal maar niet alle cijfers weergeven die kassier genoemd heeft 'daar is toch aan die groote en veele ge tallen geen onthouden aan. Alleen zul len wij zeggen dat er een winst van f 365,88 was.' Het optimisme van 1919 was een beetje voorbarig. Op 1 maart 1920 ten minste sprak voorzitter 'over het verleden en het heden van de tegenwoordigen tijd vanwege de oorlogsjaren en dat wij nu een tijd hebben dat op vele plaatsen en landen noch onrust en ontevredenheid heerscht en dat wij volgens zijn oordeel noch niet zoo een rooskleurige tijd tege moet gaan'. Gelukkig kon hij niet be vroeden hóe weinig rooskleurig die ja ren zouden worden I Kassier aanvaardde met genoegen een salarisverhoging van f 225,-. Dat was niet mis, in die jaren. De heer Elema - u weet wel: de land- bouwleraar - heeft met veel plichtsbe trachting zijn ambtsbediening geduren de vijfentwintig jaren vervuld. Aan de huldiging wenst de bank deel te nemen met een bedrag van vijfentwintig gulden uit de reserve: uiteraard met daverende instemming van de aanwezigen. De alwetende Centrale Bank moest soms bar moeilijke vragen beantwoor den zoals hoe gehandeld moet worden ingeval het ledenregister 'vol' is. Antwoord: 'Men verzoeke dan aan de Centrale Bank toezending van een nieuw boek ter voortzetting van het le denregister. Op het titelblad stelle men de woorden 'Eerste vervolg van het le denregister der Coöperatieve Boeren leenbank te... Dit boek vormt dan met het eerste deel het ledenregister. Beide gedeelten ma ken te zamen één geheel uit...' Gelukkig behoeven de statuten niet op nieuw in het tweede gedeelte te worden ingeschreven. Dót zal wel een grote op luchting zijn voor bestuurders wanneer de bank als kool groeide. Zilveren jubileum In maart 1931 werd het vijfentwintigja rig bestaan van de bank alleen maar in woorden herdacht. Dat zou bij woorden gebleven zijn als de heer Bangma, die vernomen heeft dat het salaris van kas sier niet erg hoog is, niet had voorge steld aan deze functionaris een kleine blijk van waardering te geven. Daarop haakte de secretaris in die wel iets verder wilde gaan. Immers de 'Di recteur' de heer Frensen is ook al 25 jaar lid van het bestuur geweest. Hem komt dus ook wel een cadeau toe. Het zal niemand verwonderen dat de gehele vergadering het met dat mooie plan eens was. Terugblikker kan helaas de nieuwsgie righeid niet stillen door te vertellen waarméé beide heren werden verrast. Hij weet dat óók niet. Beide heren meenden in 1934 dat hun plaats maar eens door iemand anders moest worden ingenomen. Praten baat te niet. Zij bleven bij hun besluit. Tot kassier werd benoemd H. C. Scheltens; W. Koops volgde Frensen op. De nieuwe voorzitter wist van wanten en opschieten. 'Daar door onze nieuwe voorzitter de punten vlot werden behan deld was het nog niet laat geworden en gaf hij de vergadering een poosje de tijd of er nog iets vanwege de bank kon zijn, maar daar niemand wat had te zeggen, sloot hij de vergadering' d.w.z. de verga dering van 1935. De controle van de 'boekjes' door de be stuursleden liep niet zo vlot als men wel graag wilde. Het bleek zelfs gewenst om een boete van een gulden te stellen op het niet tijdig ter controle aanbieden. Veel hielp dat alles niet. Nog in 1943 - dus midden in de oorlog, waarover in de notulen nauwelijks iets geschreven is - moest kassier nog voor zichtig zeggen: 'Nu moet mij nog een kleine opmerking van het hart. Bij de controle bleek dat er nog een aantal boekjes niet op de aangeduide dagen werden aangeboden en het bestuur daarvoor nogmaals een dag zitting moest houden. ...Bedenk dat het be stuur het heele jaar voor u werkt, dus mag het bestuur wel een zeer kleine dienst van u verlangen. Dus... het vol gende jaar beter.' Zou die hartekreet geholpen hebben? Over 1944 werd een verlies geleden van f633,88, dus sprak kassier de wens uit dat 1945 een normaler einde mag ne men, hoewel er zeer zeker voor de kas sier heel wat nieuw werk in het ver schiet ligt. Wens en voorspelling kwamen beide uit. Het gehele bestuur en de raad van toe zicht traden formeel af op de vergade ring van september 1945 die, gezien de oorlogshandelingen wel laat in het jaar gehouden moest worden. De nieuw- of opnieuwgekozenen wachtte een niet geringe taak. Ook zij moesten hun schouders zetten onder het herstel van onze economie en daar na onder de haast niet bij te houden ontwikkelingen. Onze Rabobankorganisatie is mede dank zij die 'kleine radertjes in het grote geheel' geworden tot wat zij nu is. Het is goed dit nog eens in herinnering te brengen. Tb.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1980 | | pagina 29