actualiteiten ondernemingsraden
Ie personeel. Het CNV heeft daarnaast
ook nog een afwijkende mening ten
aanzien van de relatie ondernemings
raad-directeur. Bij deze vakorganisatie
bestaat er geen bezwaar tegen om de
directeur deel te laten uitmaken van de
ondernemingsraad.
Politieke partijen
Ook de politieke partijen hebben inmid
dels hun voorlopige mening over het
wetsvoorstel van minister Albeda gege
ven.
De PvdA-fractie is blijkens het Voorlopig
Verslag ernstig teleurgesteld. Deze par
tij vindt de inperking van de adviesrech
ten en het schrappen van de mogelijk
heid van beroep op de Ondernemings
kamer principieel onaanvaardbaar.
Daarnaast heeft de PvdA ernstige be
denkingen tegen de ingewikkeldheid en
onoverzichtelijkheid van de voorgestel
de regeling.
Ook de CDA-fractie vindt de regeling
veel te ingewikkeld en onoverzichtelijk
en vraagt zich af of het niet verstandiger
zou zijn om de medezeggenschap van
werknemers in kleinere bedrijven in een
aparte wet te regelen.
Vervolgens plaatst ook deze partij
vraagtekens bij het afzwakken van de
adviesrechten en het ontbinden van het
beroepsrecht.
De WD pleit, evenals het CDA, voor een
aparte wet. Ook deze partij heeft moeite
met het ontbreken van het beroepsrecht
op de Ondernemingskamer. Evenals het
CNV is zij van mening dat het aanbeve
ling zou verdienen om de directeur bij
kleinere ondernemingen in de onderne
mingsraad op te nemen. Ten slotte zou
in haar optiek de verplichting om een
ondernemingsraad in te stellen pas
moeten beginnen bij 50 werknemers.
D'66 ten slotte, wil het wetsontwerp zo
aanpassen dat de werknemers in het al
gemeen een gegarandeerd recht krijgen
om door middel van een stemming een
keus te maken uit drie medezeggen-
schapsmodellen, namelijk medezeggen
schap via de personeelsvergadering, via
de ondernemingsraad of via een ver-
trouwensinstantie binnen of buiten de
onderneming. De wettelijke bevoegdhe
den behoren bij alle modellen echter zo
veel mogelijk gelijk te zijn. Ook deze
fractie heeft bedenkingen tegen een be
perking van de bevoegdheden.
Hoe nu verder?
Op grond van de bovenstaande menin
gen en standpunten kan gevoegelijk
worden aangenomen dat het wetsont
werp vóór of tijdens de verdere parle
mentaire behandeling nog drastisch zal
worden gewijzigd. Het is te hopen, dat
regering en kamerleden bereid zullen
zijn om in de parlementaire behandeling
in ieder geval ook rekening te houden
met de diverse geopperde praktische
bezwaren ten aanzien van de vorm van
het overleg. Langzamerhand rijzen im
mers toch steeds meer twijfels of het
wel raadzaam is om de medezeggen
schap in de arbeidsgemeenschappen
steeds maar in één vast patroon te wil
len kanaliseren.
Is het wel verstandig om structuren die
oorspronkelijk zijn ontworpen voor gro
te - vaak centraal geleide - vennoot
schappen ongewijzigd van toepassing
te verklaren op kleinere ondernemingen,
op stichtingen en verenigingen die toch
totaal andere samenwerkingspatronen
kennen?
Zou het nu niet mogelijk zijn om ook in
de medezeggenschapsstructuren wat
meer pluriformiteit aan te brengen, zo
dat beter kan worden aangesloten bij de
eigen specifieke situatie en behoeften in
een bedrijf?
Vanzelfsprekend hebben alle medewer
kers gelijkwaardige rechten op mede
zeggenschap, maar moeten die rechten
nu ook beslist gelijk(vormig) zijn?
vervolg factoring
lingen door de export-factor al dan niet
in vreemde valuta betaald aan de leve
rancier of - indien bevoorschotting
heeft plaatsgevonden - de rekening
courant van de leverancier bij de export
factor gecrediteerd. Deze procedure
heeft voor de leverancier tot gevolg dat
het verschil in betaling tussen binnen
landse en buitenlandse afnemers ver
dwijnt. Het exportrisico wordt derhalve
volledig uitgeschakeld.
Ook kan de export-factor de leverancier
ten dienste zijn bij het verstrekken van
informatie betreffende buitenlandse af
nemers, adviezen over buitenlandse
markten of op het terrein van de inter
nationale handelsbemiddeling.
Door de internationalisering van het fac-
torbedrijf zijn vrijwel alle factormaat
schappijen aangesloten bij een interna
tionaal samenwerkingsverband. Mo
menteel bestaat er een drietal internati
onale ketens, t.w. Factors Chain Interna
tional (FCI), International Factors en de
z.g. Hellergroep.
Bij FCI, een volledig open keten, het
geen wil zeggen dat in beginsel elke
factormaatschappij tot dit instituut kan
toetreden, zijn ruim 40 factormaat
schappijen in meer dan 20 landen aan
gesloten. In Nederland zijn Factor Maat
schappij Nederland, de Factorij en de
factormaatschappij van de Rabobankor-
ganisatie i.o. lid van FCI. International
Factors en de Hellergroep zijn beide min
of meer gesloten ketens. Dit betekent
dat deze groeperingen in principe
slechts één lid per land accepteren en in
het algemeen ook financiële betrokken
heid bij de betreffende maatschappijen
wensen.